Mattheus 4:3 | En de verzoeker, tot Hem gekomen zijnde, zeide: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden. |
Mattheus 4:4 | Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat. |
Mattheus 6:11 | Geef ons heden ons dagelijks brood. |
Mattheus 7:9 | Of wat mens is er onder u, zo zijn zoon hem zou bidden om brood, die hem een steen zal geven? |
Mattheus 12:4 | Hoe hij gegaan is in het huis Gods, en de toonbroden gegeten heeft, die hem niet geoorloofd waren te eten, noch ook hun die met hem [waren], maar den priesteren alleen. |
Mattheus 14:17 | Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet dan vijf broden en twee vissen. |
Mattheus 14:19 | En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen aan de scharen. |
Mattheus 15:2 | Waarom overtreden Uw discipelen de inzetting der ouden? Want zij wassen hun handen niet, wanneer zij brood zullen eten. |
Mattheus 15:26 | Doch Hij antwoordde en zeide: Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens [voor] te werpen. |
Mattheus 15:33 | En Zijn discipelen zeiden tot Hem: Van waar [zullen] wij zovele broden in de woestijn [bekomen], dat wij zulk een grote schare zouden verzadigen? |
Mattheus 15:34 | En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven, en weinige visjes. |
Mattheus 15:36 | En Hij nam de zeven broden en de vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en de discipelen [gaven ze] aan de schare. |
Mattheus 16:5 | En als Zijn discipelen op de andere zijde gekomen waren, hadden zij vergeten broden [mede] te nemen. |
Mattheus 16:7 | En zij overlegden bij zichzelven, zeggende: [Het is] omdat wij geen broden [mede]genomen hebben. |
Mattheus 16:8 | En Jezus, [dat] wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij uzelven, gij kleingelovigen! dat gij geen broden [mede]genomen hebt? |
Mattheus 16:9 | Verstaat gij nog niet? en gedenkt gij niet aan de vijf broden der vijf duizend [mannen]; en hoevele korven gij opnaamt? |
Mattheus 16:10 | Noch aan de zeven broden der vier duizend [mannen], en hoevele manden gij opnaamt? |
Mattheus 16:11 | Hoe verstaat gij niet, dat Ik u van geen brood gesproken heb, [als Ik zeide], dat gij u wachten zoudt van den zuurdesem der Farizeen en Sadduceen. |
Mattheus 16:12 | Toen verstonden zij, dat Hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden van den zuurdesem des broods, maar van de leer der Farizeen en Sadduceen. |
Mattheus 26:26 | En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. |