H2219 זָרָה
verstrooien, onderzoeken, wannen, verspreiden, strooien, omringen

Bijbelteksten

Exodus 32:20En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden, en verbrandde het in het vuur, en vermaalde het, totdat het klein werd, en strooide het op het water, en deed het den kinderen Israëls drinken.
Leviticus 26:33Daartoe zal Ik u onder de heidenen verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken; en uw land zal woest, en uw steden zullen een woestijn zijn.
Numeri 16:37Zeg tot Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, dat hij de wierookvaten uit den brand opneme; en strooi het vuur verre weg; want zij zijn heilig;
Ruth 3:2Nu dan, is niet Boaz, met wiens maagden gij geweest zijt, [van] onze bloedvriendschap? Zie, hij zal dezen nacht gerst op den dorsvloer wannen.
1 Koningen 14:15De HEERE zal ook Israel slaan, gelijk een riet in het water omgedreven wordt, en zal Israel uitrukken uit dit goede land, dat Hij hun vaderen gegeven heeft, en zal hen verstrooien op gene zijde der rivier; daarom dat zij hun bossen gemaakt hebben, den HEERE tot toorn verwekkende.
Job 18:15Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.
Psalm 44:12Gij geeft ons over als schapen ter spijze, en Gij verstrooit ons onder de heidenen.
Psalm 106:27En dat Hij hun zaad zou nedervellen onder de heidenen, en hen verstrooien zou door de landen.
Psalm 139:3Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend.
Spreuken 1:17Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte;
Spreuken 15:7De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.
Spreuken 20:8Een koning, zittende op den troon des gerichts, verstrooit alle kwaad met zijn ogen.
Spreuken 20:26Een wijs koning verstrooit de goddelozen, en hij brengt het rad over hen.
Jesaja 30:22En gijlieden zult voor onrein houden het deksel uwer zilveren gesneden beelden, en het overtreksel uwer gouden gegoten beelden; gij zult ze wegwerpen gelijk een maanstondig kleed, en tot elk van die zeggen: Henen uit!
Jesaja 30:24En de ossen, en ezelveulens, die het land bouwen, zullen zuiver voeder eten, hetwelk verschud is met de werpschoffel en met de wan.
Jesaja 41:16Gij zult ze wannen, en de wind zal ze wegnemen, en de stormwind zal ze verstrooien; maar gij zult u verheugen in den HEERE; in den Heilige Israels zult gij u roemen.
Jeremia 4:11Te dier tijd zal tot dit volk en tot Jeruzalem gezegd worden: Een dorre wind van de hoge plaatsen in de woestijn, van den weg der dochter Mijns volks; niet om te wannen, noch om te zuiveren.
Jeremia 15:7En Ik zal hen wannen met een wan, in de poorten des lands; Ik heb Mijn volk van kinderen beroofd [en] verdaan; zij zijn van hun wegen niet wedergekeerd.
Jeremia 31:10Hoort des HEEREN woord, gij heidenen! en verkondigt in de eilanden, die verre zijn, en zegt: Hij, Die Israel verstrooid heeft, zal hem weder vergaderen, en hem bewaren als een herder zijn kudde.
Jeremia 49:32En hun kemelen zullen ten roof zijn, en de menigte van hun vee zal ten buit zijn; en Ik zal hen verstrooien in alle winden, [te weten] degenen, die aan de hoeken afgekort zijn; en Ik zal hunlieder verderf van al zijn zijden aanbrengen, spreekt de HEERE.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs