Deuteronomium 32:37 | Dan zal Hij zeggen: Waar zijn hun goden; de rotssteen, op welken zij betrouwden? |
Richteren 9:15 | En de doornenbos zeide tot de bomen: Indien gij mij in waarheid tot een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt u onder mijn schaduw; maar indien niet, zo ga vuur uit den doornenbos, en vertere de cederen van den Libanon. |
Ruth 2:12 | De HEERE vergelde u uw daad en uw loon zij volkomen, van den HEERE, den God Israels, onder wiens vleugelen gij gekomen zijt om toevlucht te nemen! |
2 Samuel 22:3 | God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost! |
2 Samuel 22:31 | Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. |
Psalm 2:12 | Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij [op] den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen. |
Psalm 5:12 | Maar laat verblijd zijn allen, die op U betrouwen, tot in eeuwigheid; laat hen juichen, omdat Gij hen overdekt; en laat in U van vreugde opspringen, die Uw Naam liefhebben. |
Psalm 7:2 | HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij. |
Psalm 11:1 | [Een psalm] van David, voor den opperzangmeester. Ik betrouw op den HEERE; hoe zegt gijlieden tot mijn ziel: Zwerft henen [naar] ulieder gebergte, [als] een vogel? |
Psalm 16:1 | Een gouden kleinood van David. Bewaar mij, o God! want ik betrouw op U. |
Psalm 17:7 | Maak Uw weldadigheden wonderbaar, Gij, Die verlost degenen, die op [U] betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand opstaan! |
Psalm 18:3 | De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek. |
Psalm 18:31 | Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een Schild allen, die op Hem betrouwen. |
Psalm 25:20 | [Schin.] Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U. |
Psalm 31:2 | Op U, o HEERE! betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid. |
Psalm 31:20 | O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen; [dat] Gij gewrocht hebt voor degenen, die op U betrouwen, in de tegenwoordigheid der mensenkinderen! |
Psalm 34:9 | [Teth.] Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is; welgelukzalig is de man, [die] op Hem betrouwt. |
Psalm 34:23 | De HEERE verlost de ziel Zijner knechten; en allen, die op Hem betrouwen, zullen niet schuldig verklaard worden. |
Psalm 36:8 | Hoe dierbaar is Uw goedertierenheid, o God! Dies de mensenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen. |
Psalm 37:40 | En de HEERE zal hen helpen, en zal hen bevrijden; Hij zal ze bevrijden van de goddelozen, en zal ze behouden; want zij betrouwen op Hem. |