2 Samuel 23:1 | Voorts zijn dit de laatste woorden van David. David, de zoon van Isai zegt, en de man, die hoog is opgericht, de gezalfde van Jakobs God, en liefelijk [in] psalmen van Israel, zegt: |
Psalm 50:4 | Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten. |
Hosea 7:16 | Zij keren zich, [maar] niet [tot] den Allerhoogste, zij zijn als een bedrieglijke boog; hun vorsten vallen door het zwaard; vanwege de gramschap hunner tong; dat is hunlieder bespotting in Egypteland. |
Hosea 11:7 | Want Mijn volk blijft hangen aan de afkering van Mij; zij roepen het wel tot den Allerhoogste, [maar] niet een verhoogt [Hem]. |