H6862 צַר
vijand, tegenstander, nauw, strak, eng, scherpe steen
2 Kronieken 15:4 | Maar als zij zich in hun nood bekeerden tot den HEERE, den God Israels, en Hem zochten, zo werd Hij van hen gevonden. |
Ezra 4:1 | Toen nu de wederpartijders van Juda en Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenis den HEERE, den God Israels, den tempel bouwden; |
Nehemia 4:11 | Nu hadden onze vijanden gezegd: Zij zullen het niet weten, noch zien, totdat wij in het midden van hen komen, en slaan hen dood; alzo zullen wij het werk doen ophouden. |
Nehemia 9:27 | Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die hen benauwd hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten. |
Esther 7:4 | Want wij zijn verkocht, ik en mijn volk, dat men [ons] verdelge, dode en ombrenge. Indien wij nog tot knechten en tot dienstmaagden waren verkocht geweest, ik zou gezwegen hebben, ofschoon de onderdrukker de schade des konings geenszins zou kunnen vergoeden. |
Esther 7:6 | En Esther zeide: De man, de onderdrukker en vijand, is deze boze Haman! Toen verschrikte Haman voor het aangezicht des konings en der koningin. |
Job 6:23 | Of bevrijdt mij van de hand des verdrukkers, en verlost mij van de hand der tirannen? |
Job 7:11 | Zo zal ik ook mijn mond niet wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes; ik zal klagen in bitterheid mijner ziel. |
Job 15:24 | Angst en benauwdheid verschrikken hem; zij overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. |
Job 16:9 | Zijn toorn verscheurt, en Hij haat mij; Hij knerst over mij met Zijn tanden; mijn wederpartijder scherpt zijn ogen tegen mij. |
Job 19:11 | Daartoe heeft Hij Zijn toorn tegen mijn ontstoken, en mij bij Zich geacht als Zijn vijanden. |
Job 36:16 | Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes [tot] de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn. |
Job 38:23 | Dien Ik ophoude tot den tijd der benauwdheid, tot den dag des strijds en des oorlogs! |
Job 41:6 | Zeer uitnemend zijn zijn sterke schilden, elkeen gesloten [als] met een nauwdrukkend zegel. |
Psalm 3:2 | O HEERE! hoe zijn mijn tegenpartijders vermenigvuldigd; velen staan tegen mij op. |
Psalm 4:2 | Als ik roep, verhoor mij, o God mijner gerechtigheid! In benauwdheid hebt Gij mij ruimte gemaakt; wees mij genadig, en hoor mijn gebed. |
Psalm 13:5 | Opdat niet mijn vijand zegge: Ik heb hem overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen. |
Psalm 18:7 | Als mij bange was, riep ik den HEERE aan, en riep tot mijn God; Hij hoorde mijn stem uit Zijn paleis, en mijn geroep voor Zijn aangezicht kwam in Zijn oren. |
Psalm 27:2 | Als de bozen, mijn tegenpartijen, en mijn vijanden tegen mij, tot mij naderden, om mijn vlees te eten, stieten zij zelven aan, en vielen. |
Psalm 27:12 | Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast. |