Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Voor meer informatie: G. Abbott-Smith's A Manual Greek Lexicon of the New Testament (New York: Scribner's, 1922)
ἄφωνος, -ον (φωνή), [in LXX: Is 53:7 (אלם H481 ni.), Wi 4:19, II Mac 3:29*;] dumb, speechless: Ac 8:32(LXX); of idols (MM, s.v.), I Co 12:2; of beasts, II Pe 2:19; τοσαῦτα γένη φωνῶν καὶ οὐδὲν ἄ.—so many kinds of voices and none voiceless, i.e. without signification, unintelligible: I Co 14:10.†Voor meer informatie: Henry George Liddell, Robert Scott, A Greek-English Lexicon (1940)
ἄφων-ος, ον,Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!