H5769_ עוֹלָם
eeuwigheid, altijd durend
Taal: Hebreeuws

Onderwerpen

Eeuwigheid, Tijd,

Statistieken

Komt 440x voor in 34 Bijbelboeken.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.

Woordstudie

ʿôlām, zn. mnl.; TWOT 1631a; vergl. Ugar. 'lm "eeuwigheid", Aram. עָלַם H5957 עָלְמָא "eeuwigheid", Syr. עָלְמָא "eeuwigheid", Arab. 'alam "wereld" (E. Klein, p. 466). Volgens sommigen afgeleid van de vermeende stam עלם "altijd durend" (TWOT 1631a) en welke dan vervolgens afgeleid is van עלם H5956 in de zin van "verbergen" (Gesenius עוֹלָם; E. Italie, p. 216; Strong עוֹלָם). Echter de meeste anderen zien een duidelijke relatie met het Akkad. ullu, ullānu "afgelegen tijd" waarbij -ām in עוֹלָם een suffix is (BDB עלם; E. Klein, p. 466).


1) In de context van tijd: lange duur, oudheid, toekomstigheid, voor altijd, ooit, altijddurend eeuwig, vanouds, oud; 1a) oudtijds, lange tijd (in het verleden);  מֵעֹולָ֖ם van oudsher (Gen. 6:4); עַ֣ם עֹולָ֗ם het volk van weleer (Ezech. 26:20), "van oude tijden af is het er, een volk" (Jer. 5:15), "als in de dagen van oude tijden af" (Amos 9:11);  1a1) tijdsgebonden "voor altijd uw slaaf zijn" (Deut. 15:17),  "Mijn heer de koning David leve voor eeuwig!" (1 Kon. 1:31), "Moge de koning in eeuwigheid leven!" (Neh. 2:3),  "daar voor eeuwig blijft" (1 Sam. 1:22); 1b) (van toekomst); 1b1) altijddurend, לְעֹולָ֥ם עֹמָֽדֶת "eeuwig staan" (Pred. 1:4), עֹולָ֥ם וָעֶֽד "eeuwig en altijd niet wankelen" (Ps. 104:5), בְּרִ֣ית עֹולָ֔ם "een eeuwig verbond" (Gen. 9:16; Jes. 24:5; 55:3; 61:8), i.e. ברית עולם. שלא תמוט "een eeuwig verbond, dat nooit zal verlopen' (Ibn Ezra, Isa. 55:3). Zonder einde (Gen. 3:22; Job 7:16); 1b2) בֵּ֣ית עֹולָמֹ֔ו "zijn eeuwig huis" (Pred. 12:5), i.e. het graf; 1c) Rabbijns Hebreeuws wereld (met de mogelijke uitzondering van אֶת־הָעֹלָם֙ in Pred. 3:11) heeft עוֹלָם nooit de betekenis van 'wereld' in de Bijbel (E. Klein, p. 466; P. Broers, p. 268).

2) Niet tijdsgebonden: "voor altijd, immer" לְעֹלָ֥ם (Ex. 19:9; J.P. Lettinga, Hulpboek, p. 81; E. Klein. p. 303), לְעֵילֹֽום H5865 voor eeuwig (2 Kron. 33:7), וּֽמֵעֹולָ֥ם עַד־עֹ֝ולָ֗ם אַתָּ֥ה אֵֽל van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God (Ps 90:2), עַד־עֹ֥ולְמֵי עַֽד in alle eeuwigheid (Jes. 45:17); 2a) voortdurend bestaan, eeuwig zijn van God, "the metaphysical idea of eternity" (Gesenius, p. 612), "des eeuwigen Gods" יְהוָ֖ה אֵ֥ל עֹולָֽם JHWH ’ēl ‘wōlām (Gen. 21:33), welke als titel van God wordt opgevat (F.C. Cross, p. 19, 49; K. van der Toorn, ea., DDD, p. 288-291; cf. Abraham Meister, Biblisches Namen Lexikon, [1991], p. 109: "wird damit Gottes schrankenlose Fortdauer ausgedrückt"). De Ugaritische godin Šapšu welke als titel špš ͑lm heeft "de eeuwige zon" (KTU 2.42 [= UT 2008], 7; Wilfred G.E. Watson, p. 158-159), de Aramese inscriptie van Karatepe de god Šamaš‘ōlām "de eeuwige zon" (K. van der Toorn, ea., DDD, p. 288-291), de Phoenische bezwering van Arslan Tash (7de v.C.) noemt de godin 'lt 'lm "de eeuwige godin" (KAI 27: 9-10); "eeuwig en altijd" עֹולָ֣ם וָעֶ֑ד ‘wōlām wā‘eḏ (Ps. 10:16; 48:15), וְעַד־עֹולָֽם (Ps. 121:8); altijd voortdurend מֵעֹולָ֣ם וְעַד־עֹ֭ולָם (Ps. 103:17); 2a2) eeuwig regeren van God יְהוָ֥ה יִמְלֹ֖ךְ לְעֹלָ֥ם וָעֶֽד JHWH yiməlōḵə lə‘ōlām wā‘eḏ (Ex. 15:18).


Rabbijns Hebreeuws en later

Naast voorgaande betekenissen; 1) eeuwigheid, ook geschreven als עָלְמָא, עָלַם (E. Klein, p. 473) 2) wereld, het ochtendgebed אֲדוֹן עוֹלָם Adon 'Olam "Heer van de wereld" maar iets verder "Eeuwige Heer" (I. Dasberg, Gebeden, p. 80). 2a)  In de Kabbalistiek introduceerde Rabbi Yitzchak Luria (~1500) de mystieke term תִּיקּוּן עוֹלָם tikkun olam "het repareren van de wereld", waarmee hij aangaf dat God de wereld niet voleindigd had met scheppen en dat de mens deze taak had.

Ivriet

1) wereld 1a) עוֹלָם הַבָּא "het hiernamaals", lett. "de komende wereld" (cf. Henoch 71:15; Pimentel, p. 333); 2) crimineel circuit, העולם התחתון "de onderwereld" (Pimentel, p. 333).

Jiddisj

1) olms "oud"; 1a) niet goed wijs, getikt (Endt, p. 100)


Voorkomend in de LXX als: αιωνG165 "werelden, heelal, universum, eeuw, tijdsperiode, eeuwigheid"; αιωνιοςG166 "zonder begin, eeuwig"; αρχηG746 "begin, oorsprong"; αειG104 "voortdurend, ononderbroken";


Strong Concise Dictionary Of The Words In The Hebrew Bible

H5769 עוֹלָם ʻôwlâm; or עֹלָם; from 5956; properly, concealed, i.e. the vanishing point; generally, time out of mind (past or future), i.e. (practically) eternity; frequentatively, adverbial (especially with prepositional prefix) always — alway(-s), ancient (time), any more, continuance, eternal, (for, (n-)) ever(-lasting, -more, of old), lasting, long (time), (of) old (time), perpetual, at any time, (beginning of the) world ( without end). Compare 5331, 5703.

Synoniemen en afgeleide woorden

Hebreeuws נֶצַח H5331 "altijd, end, ever, perpetual, victory, never,"; Hebreeuws עַד H5703 "eeuwig, tot het einde"; Hebreeuws עֵילוֹם H5865 "voor eeuwig"; Hebreeuws עָלַם H5956 "verbergen, geheim zijn"; Aramees עָלַם H5957 "ever, everlasting, never, old, ever +";

Literatuur


Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen