Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
paḥad, zn. mnl., van פָּחַד H6342; TWOT 1756a
1) angst, schrik; 2) "dijbeen, penis" aangeraakt bij een eed פַחַד יִצְחַק (Gen. 31:42; 31:53) → פַחֲדָיו H6344.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!