Klaagliederen 6:62 | |
Psalm 25:20 | [Schin.] Bewaar mijn ziel, en red mij; laat mij niet beschaamd worden, want ik betrouw op U. |
Psalm 34:21 | [Schin.] Hij bewaart al zijn beenderen; niet een van die wordt gebroken. |
Psalm 37:37 | [Schin.] Let op den vrome, en zie naar den oprechte; want het einde van [dien] man zal vrede zijn. |
Psalm 111:10 | [Resch.] De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid; [Schin.] allen, die ze doen, hebben goed verstand; [Thau.] Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. |
Psalm 112:10 | [Resch.] De goddeloze zal het zien, en hij zal zich vertoornen; [Schin.] hij zal met zijn tanden knersen en smelten. [Thau.] de wens der goddelozen zal vergaan. |
Psalm 119:161 | Schin. De vorsten hebben mij vervolgd zonder oorzaak; maar mijn hart heeft gevreesd voor Uw woord. |
Psalm 145:20 | [Schin.] De HEERE bewaart al degenen, die Hem liefhebben; maar Hij verdelgt alle goddelozen. |
Spreuken 31:30 | [Schin.] De bevalligheid is bedrog, en de schoonheid ijdelheid; [maar] een vrouw, die den HEERE vreest, die zal geprezen worden. |
Klaagliederen 1:21 | [Schin.] Zij horen, dat ik zucht, [maar] ik heb geen trooster; al mijn vijanden horen mijn kwaad; [en] zij zijn vrolijk, dat Gij het gedaan hebt; [als] Gij den dag zult voortgebracht hebben, [dien] Gij uitgeroepen hebt, zo zullen zij zijn, gelijk ik ben. |
Klaagliederen 2:21 | [Schin.] De jongen en de ouden liggen op de aarde [op] de straten; mijn jonkvrouwen en mijn jongelingen zijn door het zwaard gevallen; Gij hebt ze in den dag Uws toorns gedood, Gij hebt ze geslacht [en] niet verschoond. |
Klaagliederen 3:61 | [Schin.] HEERE! Gij hebt hun smaden gehoord, [en] al hun gedachten tegen mij; |
Klaagliederen 3:63 | [Schin.] Aanschouw hun zitten en opstaan; ik ben hun snarenspel. |
Klaagliederen 4:21 | [Schin.] Wees vrolijk, en verblijd u, gij dochter Edoms, die in het land Uz woont! [doch] de beker zal ook tot u komen, gij zult dronken worden, en ontbloot worden. |