Dwaasheid, Dwazen

Bijbelteksten

Genesis 34:7En de zonen van Jakob kwamen van het veld, als zij dit hoorden; en het smartte dezen mannen, en zij ontstaken zeer, omdat hij dwaasheid in Israel gedaan had, Jakobs dochter beslapende, hetwelk alzo niet zoude gedaan worden.
Deuteronomium 22:21Zo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen tot de deur van haars vaders huis, en de lieden harer stad zullen haar met stenen stenigen, dat zij sterve, omdat zij een dwaasheid in Israel gedaan heeft, hoererende in haars vaders huis; zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.
Jozua 7:15En het zal geschieden, die geraakt zal worden met den ban, die zal met vuur verbrand worden, hij en al wat hij heeft; omdat hij het verbond des HEEREN overtreden heeft, en omdat hij dwaasheid in Israel gedaan heeft.
Richteren 19:23En de man, de heer des huizes, ging tot hen uit, en zeide tot hen: Niet, mijn broeders, doet toch [zo] kwalijk niet; naardien deze man in mijn huis gekomen is, zo doet zulke dwaasheid niet.
Richteren 20:6Toen greep ik mijn bijwijf, en deelde haar, en zond haar in het ganse land der erfenis van Israel, omdat zij een schandelijke daad en dwaasheid in Israel gedaan hadden.
Richteren 20:10En wij zullen tien mannen nemen van honderd, van alle stammen Israels, en honderd van duizend, en duizend van tienduizend, om teerkost te nemen voor het volk, opdat zij, komende te Gibea-benjamins, [haar] doen naar al de dwaasheid, die zij in Israel gedaan heeft.
1 Samuel 25:25Mijn heer stelle toch zijn hart niet aan dezen Belialsman, aan Nabal; want gelijk zijn naam is, alzo is hij; zijn naam is Nabal, en dwaasheid is bij hem; en ik, uw dienstmaagd, heb de jongelingen van mijn heer niet gezien, die gij gezonden hebt.
2 Samuel 13:12Maar zij zeide tot hem: Niet, mijn broeder, verkracht mij niet, want alzo doet men niet in Israel; doe deze dwaasheid niet.
2 Samuel 13:13Want ik, waarhenen zou ik mijn schande brengen? En gij, gij zoudt zijn als een der dwazen in Israel; zo spreek toch nu tot den koning, want hij zal mij van u niet onthouden.
Job 2:10Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.
Job 5:2Want den dwaze brengt de toornigheid om, en de ijver doodt den slechte.
Job 5:3Ik heb gezien een dwaas wortelende; doch terstond vervloekte ik zijn woning.
Job 30:8Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren geslagen uit den lande.
Job 42:8Daarom neemt nu voor ulieden zeven varren en zeven rammen, en gaat henen tot Mijn knecht Job, en offert brandoffer voor ulieden, en laat Mijn knecht Job voor ulieden bidden; want zekerlijk, Ik zal zijn aangezicht aannemen, opdat Ik aan ulieden niet doe naar uw dwaasheid; want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job.
Psalm 38:6Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.
Psalm 39:9Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen.
Psalm 49:14Deze hun weg is een dwaasheid van hen; nochtans hebben hun nakomelingen een welbehagen in hun woorden. Sela.
Psalm 69:6O God! Gij weet van mijn dwaasheid, en mijn schulden zijn voor U niet verborgen.
Psalm 73:3Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der goddelozen vrede.
Psalm 85:9Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken; maar dat zij niet weder tot dwaasheid keren.

Livius Onderwijs