Hert

Bijbelteksten

Genesis 49:21Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.
Deuteronomium 12:15Doch naar allen lust uwer ziel zult gij slachten en vlees eten, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft, in al uw poorten; de onreine en de reine zal daarvan eten, als van een ree, en als van een hert.
Deuteronomium 12:22Doch gelijk als een ree en een hert gegeten wordt, alzo zult gij dat eten; de onreine en de reine zullen het te zamen eten.
Deuteronomium 14:5Een hert, en een ree, en een buffel, en een steenbok, en een das, en een wilde os, en een gems.
Deuteronomium 15:22In uw poorten zult gij het eten; de onreine en de reine te zamen, als een ree, en als een hert,
2 Samuel 22:34Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en stelt mij op mijn hoogten.
1 Koningen 4:23Tien vette runderen, en twintig weiderunderen, en honderd schapen; uitgenomen de herten, en reeen, en buffelen, en gemeste vogelen.
Job 39:4Weet gij den tijd van het baren der steengeiten? Hebt gij waargenomen den arbeid der hinden?
Psalm 18:34Hij maakt mijn voeten gelijk als der hinden, en Hij stelt mij op mijn hoogten.
Psalm 22:1Een psalm van David, voor den opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar.
Psalm 29:9De stem des HEEREN doet de hinden jongen werpen, en ontbloot de wouden; maar in Zijn tempel zegt [Hem] een iegelijk eer.
Psalm 42:2Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!
Spreuken 5:19Een zeer liefelijke hinde, en een aangenaam steengeitje; laat u haar borsten te allen tijd dronken maken; dool steeds in haar liefde.
Hooglied 2:7Ik bezweer u, gij, dochteren van Jeruzalem! [die] bij de reeen, of bij de hinden des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het [dezelve] luste!
Hooglied 2:9Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur, kijkende uit de vensteren, blinkende uit de tralien.
Hooglied 2:17Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.
Hooglied 3:5Ik bezweer u, gij dochteren van Jeruzalem! die bij de reeen of bij de hinden des velds zijt, dat gij de liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het [haar] luste!
Hooglied 8:14Kom haastelijk, mijn Liefste! en wees Gij gelijk een ree, of gelijk een welp der herten op de bergen der specerijen.
Jesaja 35:6Alsdan zal de kreupele springen als een hert, en de tong des stommen zal juichen; want in de woestijn zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis.
Jeremia 14:5Want ook de hinden in het veld werpen jongen, en verlaten [die], omdat er geen jong gras is.

StudieboekenStudieboeken