Samaria

Bijbelteksten

1 Samuel 1:19En zij stonden des morgens vroeg op, en zij aanbaden voor het aangezicht des HEEREN, en zij keerden weder, en kwamen tot hun huis te Rama. En Elkana bekende zijn huisvrouw Hanna, en de HEERE gedacht aan haar.
1 Koningen 13:32Want de zaak zal gewisselijk geschieden, die hij door het woord des HEEREN uitgeroepen heeft tegen het altaar, dat te Beth-el is, en tegen al de huizen der hoogten, die in de steden van Samaria zijn.
1 Koningen 16:24En hij kocht den berg Samaria van Semer, voor twee talenten zilvers, en bebouwde den berg; en noemde den naam der stad, die hij bouwde, naar den naam van Semer, den heer des bergs, Samaria.
1 Koningen 16:28En Omri ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven te Samaria; en zijn zoon Achab regeerde in zijn plaats.
1 Koningen 16:29En Achab, de zoon van Omri, werd koning over Israel, in het acht en dertigste jaar van Asa, den koning van Juda; en Achab, de zoon van Omri, regeerde over Israel, te Samaria, twee en twintig jaren.
1 Koningen 16:32En hij richtte voor Baal een altaar op, in het huis van Baal, hetwelk hij te Samaria gebouwd had.
1 Koningen 18:2En Elia ging heen, om zich aan Achab te vertonen. En de honger was sterk in Samaria.
1 Koningen 20:1En Benhadad, de koning van Syrie, vergaderde al zijn macht; en twee en dertig koningen waren met hem, en paarden en wagenen; en hij toog op, en belegerde Samaria en krijgde tegen haar.
1 Koningen 20:10En Benhadad zond tot hem en zeide: De goden doen mij zo, en doen zo daartoe, indien het stof van Samaria genoeg zal zijn tot handvollen voor al het volk, dat mijn voetstappen volgt!
1 Koningen 20:17En de jongens van de oversten der landschappen togen eerst uit. Doch Benhadad zond [enigen] uit, en zij boodschapten hem, zeggende: Uit Samaria zijn mannen uitgetogen.
1 Koningen 20:34En hij zeide tot hem: De steden, die mijn vader van uw vader genomen heeft, zal ik wedergeven, en maak u straten in Damaskus, gelijk mijn vader in Samaria gemaakt heeft. En ik, [antwoordde Achab,] zal u met dit verbond dan laten gaan. Zo maakte hij een verbond met hem, en liet hem gaan.
1 Koningen 20:43En de koning van Israel toog henen, gemelijk en toornig, naar zijn huis, en kwam te Samaria.
1 Koningen 21:1Het geschiedde nu na deze dingen, [alzo] Naboth, een Jizreeliet, een wijngaard had, die te Jizreel was, bij het paleis van Achab, den koning van Samaria.
1 Koningen 21:18Maak u op, ga henen af, Achab, den koning van Israel, tegemoet, die in Samaria is; zie, hij is in den wijngaard van Naboth, waarhenen hij afgegaan is, om dien erfelijk te bezitten.
1 Koningen 22:10De koning van Israel nu, en Josafat, de koning van Juda, zaten elk op zijn troon, bekleed met [hun] klederen, op het plein, aan de deur der poort van Samaria; en al de profeten profeteerden in hun tegenwoordigheid.
1 Koningen 22:37Alzo stierf de koning, en werd naar Samaria gebracht; en zij begroeven den koning te Samaria.
1 Koningen 22:38Als men nu den wagen in den vijver van Samaria spoelde, lekten de honden zijn bloed, waar de hoeren wiesen, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had.
1 Koningen 22:52Ahazia, de zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het zeventiende jaar van Josafat, den koning van Juda, en regeerde twee jaren over Israel.
2 Koningen 1:2En Ahazia viel door een tralie in zijn opperzaal, die te Samaria was, en werd krank. En hij zond boden, en zeide tot hen: Gaat heen, vraagt Baal-zebub, den god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen zal.
2 Koningen 1:3Maar de Engel des HEEREN sprak tot Elia, den Thisbiet: Maak u op, ga op, den boden des konings van Samaria tegemoet, en spreek tot hen: Is het, omdat er geen God in Israel is, dat gijlieden heengaat, om Baal-zebub, den god van Ekron, te vragen?

Hadderech