Hor (berg)

Bijbelteksten

Numeri 20:22Toen reisden zij van Kades; en de kinderen Israels kwamen, de ganse vergadering, aan den berg Hor.
Numeri 20:23De HEERE nu sprak tot Mozes, en tot Aaron, aan den berg Hor, aan de pale van het land van Edom, zeggende:
Numeri 20:25Neem Aaron, en Eleazar, zijn zoon, en doe hen opklimmen tot den berg Hor.
Numeri 20:27Mozes nu deed, gelijk als de HEERE geboden had; want zij klommen op tot den berg Hor, voor de ogen der ganse vergadering.
Numeri 21:4Toen reisden zij van den berg Hor, op den weg der Schelfzee, dat zij om het land der Edomieten heentogen; doch de ziel des volks werd verdrietig op dezen weg.
Numeri 33:37En zij verreisden van Kades, en legerden zich aan den berg Hor, aan het einde des lands van Edom.
Numeri 33:38Toen ging de priester Aaron op den berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het veertigste jaar na den uittocht van de kinderen Israëls uit Egypteland, in de vijfde maand, op den eersten der maand.
Numeri 33:39Aaron nu was honderd drie en twintig jaren oud, als hij stierf op den berg Hor.
Numeri 33:41En zij verreisden van den berg Hor, en legerden zich in Zalmona.
Numeri 34:7Voorts zal u de landpale van het noorden deze zijn: van de grote zee af zult gij u den berg Hor aftekenen.
Numeri 34:8Van den berg Hor zult gij aftekenen tot daar men komt te Hamath; en de uitgangen dezer landpale zullen zijn naar Zedad.
Deuteronomium 32:50En sterf op dien berg, waarheen gij opklimmen zult, en word vergaderd tot uw volken; gelijk als uw broeder Aaron stierf op den berg Hor, en werd tot zijn volken vergaderd.