Bedoeïenen / Nomaden

Zie ook: Jacht, Jagers, Landbouw, Landbouw (doorverwijspagina),

Nomaden (van het Grieks νομάδες nomades: herdersvolken, degenen die kudden weiden) zijn mensen of bevolkingsgroepen die geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en doorgaans mee met hun vee rondtrekken. Dit in tegenstelling tot landbouwers die wel op één plek blijven en landbouw bedrijven.

Inhoud

Bijbel

Nomaden zijn er van het begin reeds geweest, zo had Abel reeds een veestapel (Gen. 4: 4), iets verder in de Bijbel lezen we over Jabal, de zoon van Adadeze is de vader geworden van wie tenten bewonen en vee hebben” (Gen. 4: 20) Andere bekende voorbeelden van nomaden zijn Abraham en Lot, deze hadden zelfs zoveel vee dat hun herders constant in de clinch met elkaar waren en dat ze genoodzaakt waren om ieder aparte gebieden op te zoeken (Gen. 13:6ev.). Bij de keuze die Lot nam zien we dat hij de omgeving in de buurt van de Jordaan koos, omdat het een vruchtbare omgeving was met voldoende water, zodat het wel het hof van Eden of op Egypte leek. Dit soort gebieden waren van levensbelang voor grote kuddes. Daarnaast waren er verschillende grote steden in de buurt, waar ze het vlees en andere producten konden verkopen. Abraham koos een gebied wat misschien in eerste instantie minder vruchtbaar leek, maar toch een goede omgeving voor veeteelt. Hij vertrok naar de eikenbossen van Mamre. Ook bossen leveren voldoende voedsel op, zoals de eikels en andere vruchten van de bomen, terwijl meestal in meer of mindere mate voldoende water aanwezig is via kleine beekjes en vennetjes.

Toch hadden deze grote kuddes een impact op de omgeving en moest men regelmatig verder trekken. Was Abraham reeds vanwege een hongersnood (vanwege de overbegrazing?) naar Egypte gegaan, ook zijn nakomelingen maakten grote tochten. Als Jozef zijn broers wil opzoeken, zien we dat hij van Hebron eerst naar Sichem gaat en daar hoort dat zijn broers vermoedelijk in de buurt van Dothan waren. Waarbij we moeten bedenken dat Hebron in het zuiden van Israël ligt terwijl Dothan meer dan honderd kilometer noordelijk ligt.

Nu moet men niet denken dat de nomaden alleen leefden in de hierboven genoemde gebieden, regelmatig trokken ze de woestijnen in en ook hiervan zijn in de Bijbel voorbeelden te noemen. In Hooglied lezen we over herders die in de nabijheid van En Gedi waren (Hoogl. 1:6-7) en ook tegenwoordig kan men nog nomaden in de Negev en Sinaï vinden die afhankelijk van het jaargetijde deze doorkruisen.

Dat deze semi-nomaden niet alleen leefden van de opbrengst van hun kudden blijkt uit verwijzingen dat Jakob, naast verschillende soorten specerijen, enkele zakken met pistachenoten en amandelen naar het hof van Egypte stuurt (Gen. 43:11). Ook zaaiden ze tarwe en vermoedelijk andere graansoorten, zoals blijkt uit de passage waar Ruben de alruin, de liefdesappels, vindt (Gen. 30:14).


Kleding

De bedoeïenen in de Negev en Sinaï woestijn dragen zowel witte als zwarte kleding. Volgens de natuurkunde absorbeert zwart meer het zonlicht –en dus de hitte – dan wit. Echter omdat deze kleding wijdhangend is maakt het niet direct contact met het lichaam en maakt het nauwelijks uit welke kleur kleding ze dragen (Amiram Shkolnik e.a, "Why do Bedouins wear black robes in hot deserts?", Nature 283, p. 373–375 (1980)).

Het is om diezelfde reden dat hun tenten vaak zwart zijn (cf. de tenten van Kedar, Hoogl. 1:5), omdat die vaak uit meerdere lagen bestaan en zo de ergste hitte niet in het leefgedeelte van de tent komen. Daarnaast werden toen vaak ramsvellen gebruikt welke als het vochtig wordt enigszins uitzetten waardoor het waterdicht wordt. Wat perfect is om de tent droog te houden. Daarnaast is het zo dat door het opgenomen vocht er een microklimaat ontstaat waardoor het een paar graden koeler is dan buiten (cf. Tabernakel, Tentdoeken).


Aangemaakt 23 augustus 2006, laatst bijgewerkt 22 juli 2023


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!