Magpias (Hebreeuws מַגְפִּיעָשׁ H4047), persoon in de Bijbel.
Een van de hoofden van het volk die terugkwam uit de de ballingschap (Neh. 10:20).
Magpias מַגְפִּיעָשׁ H4047, waarschijnlijk afgeleid van גּוּף H1479 of נָגַף H5062 en עָשׁ H6211 met de betekenis van "motten doder".
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!