Simon bar Kochba

Zie ook: Beeldbank, Messias (prototype), Personen, Namen,

Simon bar Kochba (ca. 15-135 n.C.; Aramees שמעון בר כוכבא), meer correct Simon bar Kosevah (Aramees שמעון בר כוסבה, Hebreeuws שמעון בן כוכבא), een Joodse verzetsstrijder uit de 2de eeuw waarnaar de Bar Kochba-opstand (132-135 n.C.) is vernoemd.

Inhoud

Naam

De Aramese naam בר כוכבא bar Kochba betekent "zoon van de ster". Het is zeker dat dit een bijnaam is, afgeleid van R. Akiba's verklaring op het Bijbelvers "Er zal een ster [כּוֹכָב H3556] voortgaan uit Jakob…" (Num. 24:17) betreffende Kozeva. Ook Eusebius (Hist. Eccl. iv. 6, 2) en Syncellus ("Chronographia" in Script. Byz. ix. 348) geven bij βαρχωχέβας de verklaring dat het "ster" betekent (Jewish Encyclopedia, lemma bar kokba).

Bij de ontdekking van de brieven in Nahal Hever blijkt dat zijn naam met de volgende varianten wordt geschreven שמעון בר כוסבה Simeon bar Kosevah, בר כוסבא Bar Koseva of בן כוסבא‎ Ben Koseva (Encyclopaedia Judaica. Vol. 3 p. 160; Y. Yadin, p. 124-139; zie hieronder "Brieven Bar Kochba" voor een uitwerking van de varianten). Hieruit mogen we opmaken dat of zijn vader zo heette, of dat hij van die plaats kwam. Waarbij men, in het geval het een plaats is, denkt dat Koseva dan is afgeleid van Chezib (Gen. 38:5), of van Chozeba (1 Kron. 4:22) (Jewish Encyclopedia, lemma bar kokba), echter dan is wel de ס met de ז verwisseld.

In de Talmoed zien we dat zijn naam wordt geschreven als בר כוזיבא bar Koziva "zoon van de leugen" (bv. Jeruzalem Talmoed, Ta’anit 4.5), omdat hij uiteindelijk niet de messias was. Deze naam komen we voor het eerst tegen bij Akiva's leerling Jose ben Halaphta in de Seder 'Olam (hfd. 30) "Van de Polemos van Quietus tot aan de oorlog van Ben Koziva – zestien jaar; en de oorlog van Ben Koziva – drie en half jaar".

Brieven Bar Kochba

In totaal zijn er vijftien brieven gevonden met zijn naam erop, waarvan de meesten in het Aramees en Hebreeuws zijn geschreven en twee in het Grieks. De meesten zijn geschreven aan Yehonathan en Masabala die in Ein Gedi zaten.

Een voorbeeld:

Simeon bar Kosevah aan Yehonathan en aan Masabala… Laat alle mannen uit Thekoa en andere plaatsen die bij jullie zijn, naar mij worden gestuurd. En als jullie ze niet zenden, weet dan, dat jullie gestraft zullen worden.

Deze is opvallend daar Ein Gedi relatief ver weg lag van het strijdtoneel (ong. 35 km van Thekoa door de Judeawoestijn) en het is dus vreemd dat daar mannen uit Thekoa zouden zitten. Mogelijk dat deze probeerden zich te drukken in het veilige Ein Gedi en vandaar de waarschuwing dat als ze niet komen de leiders Yehonathan en Masabala worden gestraft. Een tweede brief heeft te maken met de voorbereidingen van Sukkoth (Loofhuttenfeest):

‫שמעון‬ ‫ליהודה‬ ‫בר‬ ‫מנשה‬ ‫לקרית‬ ‫ערביה‬‬.
Simeon aan Yehudah bar Menashe in Qiryath 'Arabaya.
Ik heb je twee ezels gestuurd, en je moet met hen twee mannen sturen naar Yehonathan, zoon van Be'ayan en naar Masabala, zodat ze die bepakken en naar het kamp sturen, palmtakken en citroenen. En jij, vanuit jouw plaats, zendt anderen die je mirte en wilgetakken zullen brengen. Zorg dat ze tienden krijgen en stuur ze naar het kamp. Het verzoek is gedaan omdat het leger groot is. Het gaat je goed.

We zien hier een verwijzing naar Leviticus 23:40 "En op den eersten dag zult gij u nemen takken van schoon geboomte, palmtakken, en meien van dichte bomen, met beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven dagen vrolijk zijn." Daarnaast is het ook opvallend dat de brief niet naar Yehonathan en Masabala zijn gestuurd en doet vermoeden dat hij die niet geheel vertrouwde.

Ook de andere brieven hebben een soortgelijke aanhef (Hebreeuwse tekst op basis van oa.: Encyclopaedia Judaica. Vol. 3 p. 160; Y. Yadin, p. 124-139):

משמעון‬ ‫בן‬ ‫כוסבה‬ ‫לישע‬ ‫בן‬ ‫גלגולה‬ ‫לאנשי‬ ‫הכרך‬ ‫שלו‬◌

Van Simeon ben Kosevah aan Yeshua ben Galgolah [en] de mannen van zijn fort, vred[e]

‫משמעון‬ ‫לישוע‬ ‫בן‬ ‫גלגולה‬ ‫שלום‬

Van Simeon aan Yeshua ben Galgolah, vrede.

‫שמעון‬ ‫בר‬ ‫כוסבה‬ ‫הנסי‬ ‫על‬ ‫ישראל‬ ‫ליהונתן‬ ‫ולמסבלה‬ ‫סלם‬

Simeon bar Kosevah, de nasi ("prins") van Israël, aan Yehonathan en Masabala, vrede. (P. Yadin 54)

‫משמעון‬ ‫בר‬ ‫כוסבא‬ ‫לאנשי‬ ‫עינגדי‬ ‫למסבלא‬ ב◌◌ ‫בעין‬. ‫שלום‬

Van Simeon bar Koseva aan de mannen in En-Gedi, aan Masabala [en] aan Yehonathan z[oon] Be'ayan. Vrede.

Hierbij is opvallend dat hij de (messiaanse) term nāśîʾ "prins" (נְסִיךְ H5257 / נָשִׂיא H5387) aanneemt.

Als laatste voorbeeld een brief (P. Yadin 52) die in het Grieks is geschreven en waarin aan het einde staat (vert. Y. Yadin, p. 132):

ἐγράφη
δ[ὲ] Ἑληνιστὶ διὰ
τ[ὸ ὁρ]μὰν μὴ εὑρη-
θ[ῆ]ναι Ἑβραεστὶ
γ[ρά]ψασθαι.

De brief is geschreven in het Grieks aangezien we niemand hier hebben die Hebreeuws kent.

Het lijkt erop dat er dus ook buitenlanders onder de manschappen van Bar Kochba waren, of in ieder geval personen die niet het Hebreeuwse (of Aramese) schrift machtig waren.


Levensbeschrijving

Van zijn vroegere leven is weinig tot niets bekend. Hij lijkt een meedogenloze leider te zijn geweest die iedere Jood strafte die weigerde zich aan te sluiten bij zijn leger. Zo schrijft Eusebius over hem dat hij christenen doodde en martelde omdat deze niet welwillend waren om hem te helpen (Eusebius, Chronicon, 228ste Olympiade). Ook wordt verteld dat hij zijn oom rabbijn Eleazar van Modi'im ombracht (Jewish Encyclopedia, lemma Eleazar of Modi'im).

Als hij ten strijde trok zou hij gezegd hebben "U [=God] hoeft ons zowel niet te helpen als te ontmoedigen" (Encyclopaedia Judaica. Vol. 3 p. 157).

Bar Kochba opstand

Een van de Joodse opstanden (132-136 n.C.) welke onder leiding stond van Bar Kochba. Op zijn hoogtepunt had ongeveer een gelijke omvang als dat van de stam Juda, met in het zuiden en oosten de Negeb en Judea woestijn, terwijl in het noorden tot Jericho (hoewel er aanwijzingen zijn dat de opstand zich tot Megiddo uitstrekte). Omdat het vooral een bergachtige gebied is – en daarbij uitstekend geschikt voor guerrillaoorlog – moet het voor de Romeinen uiterst moeilijk zijn geweest om aan te vallen, omdat die veel liever in open terrein streden.

In de winter van 130/131 bezocht keizer Hadrianus Judea, waarbij hij de herbouw van Jeruzalem gelastte als een nieuwe stad met een Romeins karakter. Dit hield in dat er een tempel zou komen voor de oppergod Jupiter. Mocht dit misschien in andere delen van het keizerrijk nog worden getolereerd en was het van de kant van de Romeinen beslist niet provocerend bedoeld, bij de Joden was dit niets anders dan heiligschennis. Vervolgens stortte bij deze bouwwerkzaamheden ook nog de graftombe van Salomo in en als een omen werd gezien. De Romeinse schrijver Cassius Dio (Roman Historae, LXIX 13.1) beschrijft de escalatie (vert. J. Lendering):

In het begin namen de Romeinen geen notitie van de opstandige Joden. Maar heel Judea was in beroering gekomen, overal waren Joden in grote opwinding, hielden ze samenkomsten en gaven ze, deels door heimelijk verzet, deels openlijk, blijk van grote vijandigheid tegen de Romeinen; ook veel andere volken, die er graag van wilden profiteren, sloten zich bij hen aan en zowat de hele wereld was over de kwestie in rep en roer.

Niet lang daarna werd in 132 n.C. door Bar Kochba en Eleaser als eerste Modi'in (Grieks Μωδαῒν of Μωδαί; Oud Hebreeuws מודיעית, cf. Mishna, Pesahim 9:2; Hagigah 3:5) ingenomen. Hiermee sneden ze het in Aelia Capitolina (Jeruzalem) gelegerde Romeinse garnizoen af van de kust (A. Axelrod, p. 29). Vervolgens brachten ze zware verliezen toe aan het Tiende Legioen Fretensis welke in Jeruzalem was gelegerd, zonder ervoor te zorgen dat ze in lijfelijk contact kwamen. Hierna werd Legio VI Ferrata gestuurd om de Romeinse positie te versterken vanaf de noordelijke basis in de Jizreel vallei, waarbij in totaal ongeveer 20.000 Romeinse troepen werden ingezet, echter deze waren niet in staat om Bar Kochba en zijn manschappen te onderwerpen die ondertussen al bijna Jeruzalem hadden veroverd.

Terwijl de Romeinen diverse legioenen stuurden, versterkten vele in de diaspora levende Joden het leger van Bar Kochba. Mogelijk dat ook niet-Joden zich aansloten, daar uit enige overgeleverde brieven blijkt dat er onder zijn manschappen waren die alleen het Grieks machtig waren (P. Yadin 52; cf. Cassius Dio, Roman Historae, LXIX 13.1). Schattingen zijn moeilijk te geven, maar vermoedelijk werden 80.000 Romeinse soldaten gemobiliseerd, terwijl Bar Kochba de beschikking had over 200.000 tot 400.000 manschappen (Jeruzalem Talmoed, Ta’anit 24a).

Ondertussen had Bar Kochba via guerrillatactieken grote delen van Juda veroverd en de Romeinen zware verliezen toegebracht. Rabbi Akiba gaf hem, geïnspireerd door Numeri 24:17, de bijnaam בר כוכבא Bar Kochba "Zoon van de Ster" (Jeruzalem Talmoed, Ta’anit 24a) en waaruit blijkt dat op dat moment ook een deel van de geestelijken achter hem stonden. Ook op munten stond de ster boven de tempel weergegeven. Naast dat dorpen en steden werden versterkt, waren er ook talloze schuilplaatsen die door middel van tunnels vaak met elkaar waren verbonden. Archeologen hebben in 140 dorpen en steden ruim 350 schuilplaatsen ontdekt (NRG, 15 juli 2015).

In 133/134 kwam Sextus Julius Severus met tenminste drie legioenen in Judea aan. De Romeinse strijdkrachten worden op 60.000–120.000 geschat bestaande uit Legio X Fretensis, Legio VI Ferrata, Legio III Gallica, Legio III Cyrenaica, Legio II Traiana Fortis, Legio X Gemina, en cohorten van Legio V Macedonica, Legio XI Claudia, Legio XII Fulminata en Legio IV Flavia Felix. Mogelijk dat ook Legio IX Hispana erbij betrokken was en door sommigen wordt de verdwijning van Legio IX Hispana aan deze oorlog geweten (Livius, Legio IX Hispana).

Bar Kochba maakt het Herodium (12 km ten zuiden van Jeruzalem) tot zijn tweede hoofdkwartier, met als commandant Yeshua ben Galgolah. De vesting werd eind 134 door de Romeinen belegerd en in het voorjaar van 135 ingenomen. Archeologische opgravingen hebben verbrand hout uit deze periode gevonden.

Hierna verloor Bar Kochba steeds meer terrein en trok zich uiteindelijk terug in het fort Betar (Hebreeuws בֵּיתַּר), waar hij werd belegerd. Uit een stenen inscriptie weten we dat de legioenen Legio V Macedonica en Legio XI Claudia hierbij betrokken waren (C. Clermont-Ganneau, Archaeological Researches in Palestine during the Years 1873-74, London 1899, Vol. 1 p. 467-468). Volgens de joodse traditie werd het fort veroverd en vernietigd tijdens hun rouwdag Tisha B'Av in 135.


Geschiedenis

Er zijn diverse munten gevonden uit de periode van Bar Kochba, kenmerkend is de façade van de tempel op deze, dit wil niet zeggen dat de tempel toen nog bestond (daar deze in 70 n.C. werd verwoest), eerder dat dit zijn streven was en dat als hij was gelukt in de bevrijding van zijn land hij (mogelijk) van plan was geweest om die te herbouwen.


Aangemaakt 11 januari 2020


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!