Jannes en Jambres
Ἰαμβρῆς G2387 "Jambres", Ἰαννῆς G2389 "Jannes",

Zie ook: Tovenaars / Heksen,

Jannes en Jambres (Grieks Ἰάννης καὶ Ἰαμβρῆς) waren (de leiders van de) Egyptische tovenaars, die door nagebootste wonderen koning Farao in zijn weerspannigheid tegen Mozes versterkten.

Inhoud

Bijbel

In de Bijbel worden ze alleen in het Nieuwe Testament bij naam genoemd (2 Tim. 3:8), in het Oude Testament wordt alleen gezegd dat het tovenaars (חַרְטֹם H2748) waren (Ex. 7:11). Er is een apocrief boek "Jannes en Jambres de tovenaars" waar Paulus mogelijk uit citeerde. Dit boek komt ook voor in Papyrus Chester Beatty XVI en in fragmenten van de Dode Zee-rollen, zoals het Damascus Document waar staat "Want eertijds traden 18 Mozes en Aäron op door de vorst van de lichten, maar Belial deed in zijn sluwheid Jannes en 19 zijn broer opstaan, toen Israël voor de eerste maal werd." (CD 5.17b-19; vert. van Dr. F.G. Martínez, De Rollen van de Dode Zee, Vol. 1, p. 233), andere fragmenten van de Dode Zee-rollen (4Q266 3.II; 4Q267 2; 6Q15 2, 3) bevestigen het Damascus Document. 

Sommige grondteksten van 2 Tim. 3:8 hebben Μαμβρῆς Mambres (F G itd itg vg goth Hippolytus Cyprian Ambrosiaster Lucifer Augustine Ps-Augustine) in plaats van Ἰαμβρῆς Jambres.


Jodendom

In de Targum Jonathan (Ex. 1:15; 7:10-12; Num. 22:22) worden verwijzingen naar Jannes en Jambres (יַנִּיס וְיַמְבְּרִיס) gemaakt, oa. als zonen van Bileam (cf. Num. 22:22 waar twee jongens meegingen met Bileam).

Verder worden ze ook in de 16de eeuwse boek van Jasher (Sefer haYashar 79:27) vermeld.

Christendom

Eusebius haalt Numenius aan met zijn citaat: "en de volgende in orde kwamen Jannes en Jambres, de Egyptische heilige Schriftgeleerden, mannen die behoorden tot een lagere orde van het uitoefenen van magie, op het moment dat de Joden uit Egypte wordt gedreven" (Eusebius, Praeparatio Evangelica, IX.8). Terwijl Origines opmerkt: "Hij (=Celsus) relateert ook het verband tussen Mozes en Jannes en Jambres" (Origines, Contra Celsus, IV.51).


Geschiedenis

Plinius de Oudere (~70 n.C.) noemt ze Jannes en Jotape als hij ze samen met Mozes vermeld: est et alia magices factio a Mose et Janne et Lotape ac Iudaeis pendens "Er is een andere sekte, die ook ingewijden zijn van de magische kunst, die hun oorsprong ontlenen aan Mozes, Jannes, en Lotape (of "Jotape"), Joden van geboorte" (Plinius, Historia Naturalis, 30.2), Apuleius noemt Mozes en Jannes als grote tovenaars (Apuleius, Apologia, xc) .


Aangemaakt 16 april 2005, laatst gewijzigd 11 juni 2021


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!