De Egyptische kalender, was een zonnekalender van 365 dagen. Daarvoor hadden de Egyptenaren gebruik gemaakt van een maankalender welke zij alleen in stand hielden voor het gebruik van sommige religieuze feesten. Het Egyptische jaar begon op 19 juli (Juliaanse kalender) met de overstroming van de Nijl, daarnaast observeerden zij ook een astronomisch fenomeen welke zich voordeed in deze periode: het heliacale rijzen van de ster Sirius en wat zij noemden het opgaan van (de godin) Sothis. Volgens Herodotos1 waren de Egyptenaren het eerst van alle mensen die het jaar hebben uitgevonden.
Op het eerste gezicht lijkt het erop dat er in de Bijbel weinig is terug te vinden van een Egyptische kalender. Toch zijn er verwijzingen te vinden die erop wijzen dat de Joden, zij het tijdelijk, de Egyptische kalender hebben gehanteerd.
In het boek Exodus wordt de verdrukking van de Joden in Egypte beschreven en lezen we dat God diverse plagen over het Egyptische volk uitzend. Vlak voor de laatste plaag krijgt Mozes instructies van God om het Pascha in te stellen. Vooraf aan deze instructie lezen we in Exodus 12 vers 2 een totaal ander bevel: "Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn." Of zoals Rashi2 een van de belangrijkste joodse commentatoren uit de 12de eeuw het stelt: "deze zal het begin zijn van de tellingsorde der maanden." Er wordt hier een kalenderhervorming ingesteld en de Joden moeten dus daarvoor een andere kalender hebben gehad. Sommige geleerden menen hierin te lezen dat de Joden hiervoor de Egyptische kalender hanteerden,3 wat gezien de omstandigheden logisch lijkt. Ook bij joodse schrijvers als Flavius Josephus4 en later bij Louis Ginzberg5zien we soortgelijke ideeën.
Dat de instelling van het Pascha en die van de nieuwe kalender niet zonder ernstige consequenties was voor de Joden zal blijken uit het volgende. Vanuit de zienswijze van de Egyptenaren, waren deze acties door de Joden een regelrechte opstand. Men moet beseffen dat het lam, of beter gezegd, daar het om een mannelijk dier gaat, een ram , de personificatie was van onder andere de goden Khnem, Medes, Amun en Heryshef. Juist dit offeren voor hen een direct afwijzen en verwerpen van hun godsdienst.6 We lezen dan ook in Exodus 12 vers 12 "en Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaren, Ik, de HEERE." Rammen waren het symbool van vruchtbaarheid en juist in deze hoedanigheid had de god van de vruchtbaarheids Heryshef de vorm van een man met een ramshoofd.7 De Joden moesten dus in het openbaar deze goden afwijzen.8 De straf van God was zoals in Numeri 33 vers 4 wordt gesteld "de Egyptenaren begroeven degenen, welke de HEERE onder hen geslagen had, alle eerstgeborenen; ook had de HEERE gerichten geoefend aan hun goden." In deze context blijkt dan ook dat juist in de dood van de eerstgeborenen, God de afgoden van Egypte, symbolen van vruchtbaarheid en leven heeft getroffen.9
Het andere bevel van God, namelijk de instelling van een nieuwe kalender had gelijke consequenties, was het eerste een afwijzing van de religieuze macht der Egyptenaren, dit tweede was een afwijzing van de wereldlijke macht. In tegenstelling tot onze kalender, werd de kalender van de Egyptenaren ieder jaar opnieuw vernoemd naar een specifieke gebeurtenis uit dat jaar. In veel gevallen was dat een vernoeming van de heersende Farao of naar een van zijn heldendaden.10
Vergelijk de Kanttekeningen bij de Staten Vertaling {Deze zelfde maand Bij de Hebreën genoemd Abib, Exod. 13:4; anders genaamd Nisan; Neh. 2:1; Esth. 3:7. 3) het hoofd der maanden zijn; Dat is, het begin; alzo staat er Ezech. 40:1, het hoofd des jaars; dat is, het begin des jaars. 4) de eerste van de maanden des jaars zijn. Dat is te verstaan van kerkelijke zaken, maar in politieke zaken begon het jaar met de zevende maand. Zie Exod. 34:22, en Lev. 25:9. }
In eerste instantie begon het jaar bij de Egyptenaren met het rijsen en overstromen van de Nijl halverwege juli. Dit is niet verwonderlijk daar de rivier veel vruchtbare grond uit de bergen meedroeg en afzette op de vlakten van Egypte. De verrijkte gronden werden zo bruikbaar voor het agriculturele systeem, dat een groot volk kon onderhouden. Niet voor niets werd eeuwen later Egypte de korenschuren van Rome genoemd.
In de achtste eeuw voor Christus werd de vizier, de rechterhand van de farao, belast met het rapporteren van het eerste verschijnen van de ster Sirius nadat deze ongeveer twee weken (afhankelijk van de latitude van de waarnemer) niet zichtbaar was. Deze eerste (heliacale) verschijning van Sirius (lett. "opgang van Sothis") in de vroege ochtend werd gebruikt om het Egyptische "maan" kalender jaar in te luiden. Kort na deze eerste verschijning in het Oosten, begon de Nijl met zijn jaarlijkse overstromingen. Sir Edwin Arnold {RH Allen, p. 124} schrijft hierover in zijn Egyptian Princess:
"And even when the Star of Kneph has brought the summer round,
And the Nile rises fast and full along the thirsty ground".
Hoewel veel andere sterren gebruikt kunnen worden voor het begin van een siderisch jaar, maakten de Egyptenaren een uitstekende keus voor dit doel. Sirius, door de Egyptenaren "Sothis" genoemd, komt niet alleen tegelijkertijd op met de overstroming van de Nijl, maar is ook de helderste 'vaste' ster aan het firmament. Het is de enige ster waarvan met zekerheid bekend is welke hieroglief de Egyptenaren hiervoor gebruikten: {RH Allen, p. 123} In het huidige Egypte gaat Sirius eind juli op voor de Zon, maar kan voor het ongeoefende oog gewoonlijk niet eerder worden gezien dan augustus. De reden hiervan is, dat als de Zon opkomt, de sterren snel vervagen in het heldere licht van de ochtenstond. Op het moment dat Sirius voor het eerst begint te verschijnen, is het sterrenbeeld Orion volledig zichtbaar net boven de oostelijke horizon. Met de heldere ster Betelgeuse op zijn schouder, en de drie sterren in zijn gordel, is voor iedereen die een beetje bekend is met de sterrenbeelden Orionmoeilijk te missen. Sirius is dan de eerste constellatie welke daarna aan de horizon verschijnt (zie afbeelding).
Het jaar {Gardiner p. 203} werd genoemd rnpt, en bestond uit 12 maanden ,'bd, van 30 dagen hrw, gecomplementeerd tot 365 dagen door vijf epagomenale of "toegevoegde" dagen hryw rnpt {Gardiner p. 191}. Verder werd het jaar verdeeld in 3 seizoenen, 1. 'ht "overstroming"; 2. prt "winter", waarschijnlijk van pr "te voorschijn komen" van de velden uit het water; 3. smw "zomer" waarmee misschien bedoeld wordt wsrhet "tekort" van water. Verder bestond ieder seizoen uit 4 maanden van 30 dagen, waarvan de griekse benaming is overgeleverd:
In de Coptische kerk {Dr. Medhat R. Wassef http://www.saintmark.com/easter.html} worden deze maanden nog gebruikt en worden in iets gewijzigde vorm als volgt uitgesproken: 1. توت (Tout), 2. بابه (Baba), 3. هاتور (Hator), 4. كيهك (Kiahk), 5. طوبه (Toba), 6. أمشير (Amshir). 7. برمهات (Baramhat), 8. برموده (Baramouda), 9. بشنس (Bashans), 10. بوؤنه (Paona). 11. أبيب (Epep), 12. مسرى (Mesra) en de schrikkeldagen الشهر الصغير(Nasie)
De eerste dag van de maand had vaak een speciale betekenis, zo was tpy (n) 'kht, wpt-rnp, hb Hnmw; wat betekent "Eerste maand van de overstroming, openende het jaar (= dag 1 ), het feest van de Chnum". {Gardiner p. 203; Urk. iv. 823}
Verder werd iedere maand nog eens onderverdeeld in decaden , of "weken" van 10 dagen . Deze decaden zijn genoemd naar de kalender maanden in welke zij voorkomen, met als toevoeging "de eerste decade" , "de middelste decade" , en "laatste decade" . Daarnaast hadden ze namen welke zijn afgeleid van de 36 sterrenbeelden, of gedeelten van deze, welke zichtbaar worden op specifieke uren van de nacht gedurenden de 36 verschillende perioden van het jaar. Voor de schrikkeldagen was een 37ste decade toegevoegd met als symbool de ster Sirius.
1Tepi ken mout. | 19Tepi a semdet. |
2Ken Mout. | 20Seret. |
3Kher khepet Ken Mout. | 21Sasa seret. |
4Hat djat. | 22Kher khepet seret. |
5Pehouy Djat. | 23Akhouy. |
6Tjemat Heret. | 24Baba. |
7Tjemat Kheret. | 25Khent Herou. |
8Oustya. | 26Heri ib khentou. |
9Beka ti. | 27Khent kherou. |
10Tepi a khentet. | 28Qed. |
11Khentet heret. | 29Sasa qet. |
12Khentet kheret. | 30Aret. |
13Tjesech en khentet. | 31Khaou. |
14Sa pet khenou. | 32Remen herou ioun sah. |
15He ib ouia. | 33Mesdjer sah. |
16Chemsou. | 34Remen kher sah. |
17Ken mou. | 35A sah. |
18Semdet. | 36Sah. |
37Sah. |
Er is een oude tekst die beweert dat het Egyptische kalenderjaar vanaf het eind van de 17e dynastie van farao's (circa -1500) 365 dagen had, maar daarvoor 360 dagen {G.P. Verbrugghe & J.M. Wickersham: Berossos and Manetho, Introduced and Translated (1996, University of Michigan Press), waarin delen verzameld zijn van de Geschiedenis van Egypte van Manetho van rond het jaar -280} Met een jaar van 360 dagen zou het begin van het kalenderjaar in slechts ongeveer 70 jaar door alle seizoenen teruggelopen zijn, en met een jaar van 365 dagen in ongeveer 1460 jaar. Die laatste periode wordt nu de Sothisperiode genoemd, maar werd klaarblijkelijk van geen enkel belang geacht in het oude Egypte zelf.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!