Quirinius
Κυρήνιος G2958 "Quirinius, Cyrenius",

gouverneur van Syrië;

Quirinius keerde in 12 v.C. naar Rome terug en werd tot consul verkozen. Quirinius moet als consul betrokken zijn geweest bij de ceremoniën rondom Augustus' aanvaarding van het ambt van Pontifex Maximus in ditzelfde jaar. Volgens sommige historici voerde Quirinius reeds in de jaren 11–7 v.C. in de Homonadensers-oorlog het bevel over de in Syria gelegerde legioenen Legio III Gallica, Legio VI Ferrata en Legio X Fretensis, die zich het dichtst bij het strijdtoneel bevonden. Het zou dan in deze periode zijn geweest dat de volkstelling volgens Lukas (2:1-2) zou hebben plaatsgevonden.

Inhoud

Levensgeschiedenis

Quirinius. Hij werd geboren in de buurt van Lanuvium, een stadje in de buurt van Rome; zijn familie was vermogend, maar kon zich er niet op beroemen dat haar leden hoge ambten hadden bekleed. Die waren gereserveerd voor een beperkt aantal families. De staatsgreep van keizer Augustus bood echter ruimte aan de provinciale elite, die nu kon doorstromen naar de hoogste bestuursfuncties.


Oorlogsheld

Quirinius was een van degenen die ervan profiteerden: in 15 v.Chr. benoemde Augustus hem tot proconsul (gouverneur) van Kreta en de Cyrenaica, waar hij streed tegen inheemse stammen. De Nasamonen worden genoemd, die leefden in de oase van Audjila, maar ook de Garamantes, die midden in de Sahara woonden in Germa, een plek waarvan archeologen hebben vastgesteld dat het een echte stad is geweest.

Een Romeinse carrière volgde altijd hetzelfde patroon (de cursus honorum). Je kon bijvoorbeeld pas proconsul worden als je eerst praetor was geweest, maar die functie kon je pas bekleden als je minimaal dertig was en al enkele andere functies had bekleed: aedielschap, quaestuur en krijgstribunaat. Het waren allemaal andere functies, zodat degenen die de absolute bestuurlijke top bereikten vertrouwd waren met alle aspecten van het rijksbestuur. Hoewel we niets weten over Quirinius’ carrière voor zijn gouverneurschap, mogen we aannemen dat hij al deze functies heeft bekleed en de generalist was die een supranationaal wereldrijk nodig heeft.

Na zijn woestijnveldtocht keerde Quirinius als een oorlogsheld naar Rome terug, waar hij in 12 v.Chr. het consulaat bekleedde. Dat was, ondanks de groei van het keizerschap, nog altijd een zeer prestigieuze positie. Quirinius’ ambtscollega was Gaius Valgius Rufus, die ook bekend is als dichter.

Anatolië

Het lijkt erop dat Augustus vertrouwen stelde in Quirinius, want hij werd vervolgens gouverneur van Galatië, zeg maar Centraal-Turkije. De onderwerping, romanisering en verstedelijking van dit gebied was voor Augustus een prestigeproject, dat hij niet toevertrouwde aan de eerste de beste. Het staat vast dat Quirinius rond 5 v.Chr. te maken kreeg met een roversstam die bekendstaat als de Homonadensen. Hij maakte korte metten met ze.

Misschien was hij hierna gouverneur van het schatrijke Asia (west-Turkije), maar dat is niet zeker. Wel staat vast dat hij in 1 v.Chr. een van de begeleiders was van prins Gaius Caesar, de beoogde opvolger van keizer Augustus. De jongeman bezocht de oostelijke provincies. Tot de andere begeleiders behoorden de latere historicus Velleius Paterculus, de voorname Marcus Lollius en Seianus, de toekomst praetoriaanse prefect. Quirinius was waarschijnlijk aanwezig toen Gaius de nieuwe Parthische koning Phraataces ontmoette op een eiland in de Eufraat, en moet een van de militaire adviseurs zijn geweest bij Gaius’ campagne naar Armenië. Helaas raakte de prins gewond en overleed hij tijdens de terugreis.

Jona Lendering


Volkstelling

Bijna onmiddellijk hierna treffen we Quirinius aan als gouverneur van Syrië, een van de belangrijkste provincies van het rijk, met een garnizoen van niet minder dan vier legioenen (III Gallica, VI Ferrata, X Fretensis, XII Fulminata). Het was een speciale missie voor iemand met grote bestuurlijke vaardigheden, want het gebied in het zuiden, Judea, gold als problematisch: de Joodse heerser, Herodes Archelaus, had er een grote puinhoop van gemaakt, en Augustus stuurde hem in 6 n.Chr. in ballingschap in Gallië.

Judea werd nu toegevoegd aan de provincie Syrië en zou namens deze worden bestuurd door een prefect. Quirinius kreeg opdracht de belasting van het nieuwe gewest organiseren, en zoiets begon met een registratie van het aantal belastingplichtigen: de door Lukas genoemde volkstelling.

Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat Rome de belastingen verhoogde, waren de Joden niet gelukkig. Hogepriester Joazar was echter in staat bijna iedereen ervan te overtuigen dat het beter was met de Romeinen samen te werken, aangezien het alternatief bestond uit de terugkeer van Herodes Archelaus. Desondanks was er weerstand. Die kan echter niet zo groot zijn geweest als enkele jaren eerder, toen gouverneur Publius Quinctilius Varus zijn legioenen had moeten inzetten. Het staat vast dat Quirinius dit zware middel niet benutte: in de catalogus van gewapende interventies door Syrische gouverneurs die de Romeinse geschiedschrijver Tacitus in zijn Historiën heeft opgenomen, ontbreekt Quirinius. Lichtbewapenden en diplomatie lijken te hebben volstaan.

Toch werd Quirinius’ volkstelling door de Joden herinnerd: twee, drie generaties later kon Lucas ervan uitgaan dat elke lezer wist van Quirinius’ gouverneurschap.

De scherf hiernaast maakt deel uit van de collectie van de Oostenrijkse nationale bibliotheek in Wenen. Hij was gevonden in het zuiden van Egypte en is beschreven door iemand met een geoefende hand, gewend aan het schrijven van veel teksten. Hij heette Amonios, zoon van Amonios, en was belastinginner. In de tekst verklaart hij dat een zekere Soros, zoon van Pachompos, in het vijfde jaar van keizer Claudius (45 n.Chr.) de hoofdelijke belasting had betaald, een bedrag van zestien drachmen voor een gezin van acht personen.

Niemand betaalt zijn belastingen voor zijn plezier en twee drachmen per persoon was veel geld. (Een drachme was het dagloon van een geschoold arbeider.) Voordat de Romeinen het geld konden innen, moesten ze echter weten hoeveel mensen er waren in een provincie, en daarom organiseerden ze volkstellingen. Toen keizer Augustus in 6 n.Chr. besloot de Judese vorst Archelaus af te zetten en zijn land toe te voegen aan de provincie Syrië, moest gouverneur Publius Sulpicius Quirinius de Judeeërs tellen. Velen verzetten zich onder leiding van een zekere Judas de Galileeër.

De Judese historicus Flavius Josephus suggereert dat er stevige onlusten waren (Joodse oudheden 18.4-6, 23), en dat blijkt ook uit de Handelingen van de apostelen, waar we lezen dat de bende van Judas uit elkaar werd geslagen en hijzelf werd gedood (5.37). De revolte is echter niet opgenomen in de catalogus van gewapende interventies in Judea die de Romeinse historicus Tacitus opnam in zijn Historiën (5.9). Dit betekent dat het niet noodzakelijk was geweest de legioenen in te zetten. De rebellie was met hulptroepen te onderdrukken en kan niet heel grootschalig zijn geweest.

Toch herinnerden de Joden zich de volkstelling van Quirinius als een nationale ramp. Twee, misschien drie generaties na de gebeurtenis kon Lukas veronderstellen dat elke lezer wist wat Quirinius’ gouverneurschap had betekend, wist wat van calamiteit zich had voltrokken en hoe donker het er had uitgezeten. Dat blijkt uit de wijze waarop Lukas, die nooit te beroerd is om eigennamen uit te leggen (de Jordaan is een rivier, Gerasa ligt tegenover Galilea…) Quirinius zonder nadere introductie vermeldt (2.2). De Romeinse volkstelling was de inktzwarte achtergrond die Lukas benutte om het spektakel dat hij gaat beschrijven beter te doen uitkomen: de komst van de Messias. Toen Judas’ bendes en de Romeinse hulptroepen het land onveilig maakten, toen de zaken er het slechtst voor stonden, bleek God het meest nabij.

Jona Lendering


Éminence grise

In het jaar 14 stierf keizer Augustus. Zijn adoptiefzoon Tiberius volgde hem op als keizer en zette het beleid voort. ’s Keizers adviseurs bleven gehandhaafd en de ervaren Quirinius, nu een oude man, lijkt zijn invloed te hebben behouden. Toch was zijn invloed niet zo groot dat hij schandalen kon vermijden, zoals bleek in het jaar 20, toen zijn echtgenote Aemilia Lepida zwanger was – volgens haarzelf van Quirinius, volgens Quirinius van een ander. Hij verstootte haar.

Een jaar later overleed hij. Tiberius bood hem een staatsbegrafenis aan. Quirinius had geen kinderen, noch bij zijn eerste vrouw Claudia noch bij zijn tweede echtgenote Aemilia.



Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!