Magoi, Wijzen uit het Oosten
μάγος G3097 "magus, tovenaar, astroloog", רַב־מָג H7248 "Rabmag, geleerde, magister",

Zie ook: Beeldbank, Astrologen, Bethlehem (ster van), Kerstfeest, Kerstmis,

De wijzen uit het oosten, ook wel magiërs of magoi genoemd, worden vermeld in het Evangelie van Mattheüs als ze Jezus als klein kind bezoeken om hem te vereren (Mat. 2:1ev.).

Inhoud

Bijbel

Behalve de Bijbelpassage in het Evangelie van Mattheüs worden ze nergens meer genoemd (Mat. 2:1ev.). Mogelijke profetische verwijzingen vinden we in Psalm 72:10, 11: "De koningen van Tarsis en de eilanden zullen geschenken brengen, de koningen van Scheba en Seba zullen zich voor Hem nederbuigen; alle heidenen zullen hem dienen." en in Jesaja 60:3: "De heidenen zullen tot Uw Licht gaan, en koningen tot de glans, die u is opgegaan."


Terminologie

Het Griekse woord dat Mattheüs gebruikt μάγος magos G3097 heeft de betekenis van Babylonische, Medische en Perzische wijzen, leraars, priesters en tovenaars. We kunnen ze vergelijken met een (Latijnse) magister, nl. iemand met een hoge academische graad. Deze magoi waren dezelfde soort geleerden (רב מג H7248, de Rab Mag) die Nebukadnezar te hulp riep, bij zijn dromen en waar hij, nadat ze hadden gefaald bij de uitlegging, Daniël de leiding over gaf (Dan. 2:48).

Daarnaast heeft het de secundaire betekenis gekregen voor pseudo-geleerden die zich ook 'magoi' noemden en die vooral onder de naam 'Chaldaeërs' bekend waren en die wij tegenwoordig 'zwendelaars' zouden noemen.


Herkomst van de wijzen

Nu blijkt dat in het Nieuwe Testament geen verdere plaatsaanduiding wordt gegeven. Bij onderzoek in het Oude Testament lezen we de volgende profetieën (Psalm 72:10, 11): "De koningen van Tarsis en de eilanden zullen geschenken brengen, de koningen van Scheba en Seba zullen zich voor Hem nederbuigen; alle heidenen zullen hem dienen." en in Jesaja 60:3: "De heidenen zullen tot Uw Licht gaan, en koningen tot de glans, die u is opgegaan." Geeft dit een indicatie waar deze magoi vandaan kwamen? Als we de commentaren er op naslaan, dan wordt regelmatig verwezen naar deze profetieën. Lezen we de betreffende Bijbelpassages nog eens, dan blijkt dat de eerste profetie in eerste instantie op Salomo slaat. Terwijl de tweede geen verdere aanwijzing geeft waar ze vandaan kwamen. Men mag dus niet direct concluderen op grond van deze teksten dat de wijzen dus koningen en dan nog wel uit Scheba, Seba en Tarsis kwamen.
Dat dit zeer waarschijnlijk niet het geval is blijkt uit het volgende, ten tijde van Jezus Christus geboorte waren er nog maar een paar centra in het Midden-Oosten waar men grote kennis had van de astronomie en in Scheba, Seba en Tarsis waren op dat moment geen scholen. Nu wordt door Mattheüs beschreven dat zij uit het oosten kwamen, we zullen dus in die richting moeten zoeken.

Voordat we dat gaan doen, laten we ons eerst afvragen wie die wijzen, deze 'magoi', waren. Zijn het gewoon ordinaire sterrenwichelaars, die net zoals nu tegen betaling een horoscoop voor je maken, of waren het wetenschappers? Een Nederlandse vertaling van 'magoi' zou kunnen zijn 'wijze' of 'geleerde'. In die tijd echter liepen er ook vele pseudo-geleerden rond die zich ook 'magoi' noemden en die vooral onder de naam 'Chaldaeërs' bekend waren en die wij tegenwoordig 'zwendelaars' zouden noemen. En hoewel het mogelijk is dat God ook deze mensen kan gebruiken, moeten we ook de mogelijkheid bekijken of het echte geleerden zouden zijn.

Ten oosten nu van Israël ligt Mesopotamië, dit is het gebied rondom en tussen de rivieren de Eufraat en de Tigris, het gebied waar de koninkrijken Babylonië en Assyrië lagen en dat later door Xerxes werd veroverd, waarna dit gebied het rijk van de Meden en Perzen werd. Nu werden de priesters daar ook wel magiërs genoemd, een woord wat tegenwoordig voornamelijk in verband wordt gebracht met sterrenwichelaars, droomuitleggers of tovenaars, maar toen meer de betekenis had van (het Latijnse) magister, nl. iemand met een hoge academische graad. Nu zouden deze magiërs afstammelingen kunnen zijn van de geleerden welke in Babylon in de Marduk-tempel de sterrenhemel bestudeerden, zij vormden een aparte priesterkaste en stonden in hoog aanzien. Deze 'magoi' waren naast, zeer gespecialiseerd in de astronomie, ook zeer thuis in de toenmalige theologie. Dat de toenmalige astronomie destijds zeer verweven was met de pseudo-wetenschap astrologie, zal blijken uit de verklaringen die deze 'magoi' aan de diverse astronomische verschijnselen koppelen.

Ongeacht het feit of deze 'magoi' nu de eerder genoemde zwendelaars waren of de geleerden welke naast de wetenschappen theologie en astronomie ook waarde hechtten aan de astrologie, God heeft heel duidelijk op het buitengewone van Christus geboorte gewezen en heeft gebruik gemaakt van de 'wetenschappen', die de mensen toen als maatgevend achten, hierbij bedoel ik onder wetenschappen de meest algemene zin van het woord. Deze 'magoi' waren dezelfde soort geleerden die Nebukadnezar te hulp riep, bij zijn dromen en waar hij, nadat ze hadden gefaald bij de uitlegging, Daniël de leiding over gaf.

Bovendien weten wij tegenwoordig dat er toen nog minstens 2 astronomenscholen in Mesopotamië aanwezig waren en wel in Borsippa en Sippar (Hipparenum), beiden aan de Eufraat. Er zijn tegenwoordig vele tienduizenden kleitabletten, ook wel ostraca genoemd, gevonden met observaties in hun tempelarchieven te Uruk en in Babylon. Als het een astronomisch verschijnsel was, dan zou het juist door deze mensen, meer dan ieder ander, opgemerkt zijn. Deze priesterkaste nu wordt ook wel in verband gebracht met de Zoroastriërs, die zo genoemd worden naar hun profeet Zarathustra, en ook zij geloofden in een Messias die het Rijk der Rechtvaardigheid op aarde zou brengen en ook zij geloofden dat de geboorte van een groot man of een profeet door een heldere ster zou worden aangekondigd. Volgens sommigen zou deze Zarathustra zijn kennis hebben verkregen van of de Bijbelse profeet Elia, of van Daniël.

Of dit waar is valt niet meer te achterhalen, wat we wel weten is dat deze Zoroastriërs halverwege de zesde eeuw voor Christus begonnen op te treden in het noordwesten van het huidige Iran en hebben en een groot gedeelte van hun leer is vastgelegd in de Gathas welke in de Avesta staan. Veel van de leringen van de Zoroastriërs zijn later verwerkt in het Gnosticisme, Mithraïsme en de (Perzische) Islam. Als laatste is er nog een document gevonden in codex viii van de Nag Hamadi teksten welke (incorrect) "De Apocalyps van Zostrianos" wordt genoemd.

Gezien de beïnvloeding van deze leringen bij sommige sektes, zullen we de grootste zorgvuldigheid moeten betrachten, als we aan de hand van hun leer conclusies willen trekken, temeer daar men in de Middeleeuwen geneigd was om hun (vermeerderde) kennis terug te projecteren op deze Zoroastriërs, waardoor een vertekend beeld ontstaat. Wel mogen we constateren dat deze scholen en tempels, dankzij de vele giften van bezoekers, rijk genoeg waren om kostbaarheden als goud, wierook en mirre te kunnen geven. Behalve de hoogste hulde die zij iemand kon bewijzen, hadden deze schatten ook een functie als travellers cheques. Hiermee ontvingen Jozef en Maria de leeftocht voor hun vlucht naar Egypte.

Zoroastriërs in het 13de-eeuwse Perzië vertelden de Venetiaanse wereldreiziger Marco Polo nog een andere reden: de magiërs bezochten de nieuwgeboren profeet niet alleen op om hem te eren, maar ook om hem te testen. Nam hij het goud, dan was hij een wereldse koning, aanvaardde hij de wierook dan wij hij een God en bij de mirre een Genezer. Natuurlijk werd deze test goed doorlopen, en werden de cadeaus aangenomen.

Tegenwoordig neemt men dan ook algemeen aan dat het deze geleerden waren die Mattheüs de 'magoi' of magiërs uit het Oosten noemde.


Buiten-Bijbelse bronnen

Ook in andere bronnen zijn vermeldingen dat magoi eropuit trokken om naar een nieuw geboren koning te gaan om die te eren en te testen:

Zo schrijft Plinius "it was quite normal for the Magi to have audience with Herod and for him to have members of the Sanhedrin to hear the interpretations of these Magi. And it was normal these Magi went to new kings. Tiridates of the order of the Magi did the same thing when he visited the emperor Nero" (Plinius, Natural History, XXX.6).

Terwijl Suetonios schreef "There were serious beliefs even among the Romans that somewhere in this period (5 BC - 1 AC) a mighty ruler was destined to come out of the eastern parts of the Roman Empire" (Suetonius, Vespasian IV; Tacitus, Histories, V.13).


Driekoningen

Op 6 januari vieren de christenen het bezoek van de wijzen, die door de Ster van Bethlehem naar het kind Jezus in de kribbe werden geleid. Dit feest wordt "driekoningen" of "epifanie" genoemd.

De oosters-orthodoxe christenen vieren op deze dag de doop van Jezus in de Jordaan. Toen maakte een stem vanuit de hemel openbaar, dat Jezus de Heer, de Messias is. Toen begon Jezus zijn openbare optreden.
De katholieke christenen vieren de doop van Jezus een week later. Het derde 'moment' waarop openbaar wordt dat Jezus de Heer is, is de bruiloft in Kana: hier geschiedt dit echter niet door de Vader middels een ster of een stem, maar door Jezus zelf middels het wijnwonder.
De oorsprong van Driekoningen, dat op 6 januari gevierd wordt, wordt soms geassocieerd met het einde van de Germaanse Joel, die op 6 januari eindigde. Echter Driekoningen is niet in die streken ontstaan en daarom is deze associatie erg onwaarschijnlijk. Driekoningen is een typische benaming van het volk. Het feest wijkt af van hetgeen er in het Evangelie volgens Lucas staat: hierin is geen sprake van koningen maar van wijzen, en bovendien wordt er geen aantal genoemd.

Door de hele geschiedenis heen zijn er verhalen verschenen hoeveel wijzen er waren. In de Midden Oosten sprak men over 12, maar op de oudste afbeeldingen werden soms twee, drie of vier wijzen afgebeeld. Al gauw kwam men echter op het aantal drie. Origenes bepaalde het aantal, aan de hand van de geschenken: Goud, Wierook en Mirre, een bewijs is dit echter niet. Dat 6 januari naar deze drie koningen werd genoemd, is eerder een omgekeerde bewijsvoering.

In de negende eeuw krijgen de drie 'koningen' ook een naam: Caspar, Melchior en Balthassar. Ze komen het eerst voor bij de monnik Beda Venrabilis (672-735), maar of hij de uitvinder is van deze namen is niet geheel zeker. De naam Caspar komt al voor in Syrische geschriften als Gudiphorhem (afgeleid van Gathaspar), waarschijnlijk wordt hiermee de indisch-parthische koning Gondophares bedoelt welke volgens de overlevering door de apostel Thomas is gedoopt. Deze koning regeerde van 38 tot 51 n.C. De naam Melchior wat "Koning van het licht" betekend, wijst daarmee klaarblijkelijk op de ster. Balthassar is door verbuiging van de Aramese naam Bel-sar-ussur ontstaan, welke in een totaal andere context ook in de Bijbel wordt genoemd (Dan. 11:7, 5:1ev.).

Rond het feest van Driekoningen bestaan er van oudsher vele volkse gebruiken.
Een gebruik in nog veel gezinnen is, dat men een boon stopt in het deeg van koek of oliebollen: wie de boon vindt in zijn koek of oliebol mag die dag koning zijn en het menu samenstellen. Een ander gebruik is het houden van volkse spelen en optochten. In sommige streken in Vlaanderen is het Driekoningenfeest uitgegroeid tot een carnavalesk, uitbundig volksfeest, de kinderen gaan op of rond Driekoningen, verkleed als Gaspar, Melchior en Balthazar, van huis tot huis driekoningenliederen gaan zingen en hiervoor van de toehoorders wat zakgeld of snoep krijgen.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!