Samgar (Hebreeuws שַׁמְגַּר H8044), een richter.
Zoon van Anath, een richter die 600 Filistijnen versloeg met een ossenstok (Richt. 3:31). In het Lied van Debora wordt gezegd dat ten tijde van Samgar en Jael de hoofdwegen werden verwaarloost en verlaten en dat alleen de kleine paden nog veilig waren om op te wandelen (Richt. 5:6).
Betekenis naam onzeker "zwaard" (?), mogelijk van Hurritische oorsprong en een afkorting van šimig-ari "de god šimig heeft gegeven".
Aangemaakt 29 mei 2005
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!