Mattheus 12:11 | En Hij zeide tot hen: Wat mens zal er zijn onder u, die een schaap heeft, en zo datzelve op een sabbatdag in een gracht valt, [die] hetzelve niet zal aangrijpen en uitheffen? |
Lukas 10:36 | Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest te zijn desgenen, die onder de moordenaars gevallen was? |
Lukas 14:5 | En Hij, hun antwoordende, zeide: Wiens ezel of os van ulieden zal in een put vallen, en die hem niet terstond zal uittrekken op den dag des sabbats? |
1 Timotheus 3:6 | Geen nieuweling, opdat hij niet opgeblazen worde, en in het oordeel des duivels valle. |
1 Timotheus 3:7 | En hij moet ook een goede getuigenis hebben van degenen, die buiten zijn, opdat hij niet valle in smaadheid, en [in] den strik des duivels. |
1 Timotheus 6:9 | Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en [in] den strik, en [in] vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. |
Hebreeen 10:31 | Vreselijk is het te vallen in de handen des levenden Gods. |