Mattheus 14:31 | En Jezus, terstond de hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld? |
Markus 8:23 | En de hand des blinden genomen hebbende, leidde Hij hem uit buiten het vlek, en spoog in zijn ogen, en legde de handen op hem, en vraagde hem, of hij iets zag. |
Lukas 9:47 | Maar Jezus, ziende de overleggingen hunner harten, nam een kindeken, en stelde dat bij Zich; |
Lukas 14:4 | Maar zij zwegen stil. En Hij nam [hem], en genas hem, en liet [hem] gaan. |
Lukas 20:20 | En zij namen [Hem] waar, en zonden verspieders uit, die zichzelven veinsden rechtvaardig te zijn; opdat zij Hem in [Zijn] rede vangen mochten, om Hem aan de heerschappij en de macht des stadhouders over te leveren. |
Lukas 20:26 | En zij konden Hem in [Zijn] woord niet vatten voor het volk; en zich verwonderende over Zijn antwoord, zwegen zij stil. |
Lukas 23:26 | En als zij Hem wegleidden, namen zij een Simon van Cyrene, komende van den akker, en legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus droeg. |
Handelingen 9:27 | Maar Barnabas, hem tot zich nemende, leidde [hem] tot de apostelen, en verhaalde hun, hoe hij op den weg den Heere gezien had, en dat Hij tot hem gesproken had; en hoe hij te Damaskus vrijmoediglijk gesproken had in den Naam van Jezus. |
Handelingen 16:19 | Als nu de heren van dezelve zagen, dat de hoop huns gewins weg was, grepen zij Paulus en Silas, en trokken hen naar de markt voor de oversten. |
Handelingen 17:19 | En zij namen hem, en brachten [hem] op de [plaats, genaamd] Areopagus, zeggende: Kunnen wij [niet] weten, welke deze nieuwe leer zij, daar gij van spreekt? |
Handelingen 18:17 | Maar al de Grieken namen Sosthenes, den overste der synagoge, en sloegen [hem] voor den rechterstoel; en Gallio trok zich geen van deze dingen aan. |
Handelingen 21:30 | En de gehele stad kwam in roer en het volk liep samen; en zij grepen Paulus, en trokken hem buiten den tempel; en terstond werden de deuren gesloten. |
Handelingen 21:33 | Toen naderde de overste en greep hem, en beval, dat men [hem] met twee ketenen zou binden; en vraagde, wie hij was, en wat hij gedaan had. |
Handelingen 23:19 | De overste nu nam hem bij de hand, en bezijden gegaan zijnde, vraagde hij: Wat is het dat gij mij hebt te boodschappen? |
1 Timotheus 6:12 | Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen. |
1 Timotheus 6:19 | Leggende zichzelven weg tot een schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij het eeuwige leven verkrijgen mogen. |
Hebreeen 2:16 | Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan. |
Hebreeen 8:9 | Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere. |