G2486 ἰχθύς
vis

Bijbelteksten

Mattheus 7:10En zo hij hem om een vis zou bidden, die hem een slang zal geven?
Mattheus 14:17Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet dan vijf broden en twee vissen.
Mattheus 14:19En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen aan de scharen.
Mattheus 15:36En Hij nam de zeven broden en de vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze Zijn discipelen; en de discipelen [gaven ze] aan de schare.
Mattheus 17:27Maar opdat wij hun geen aanstoot geven, ga heen naar de zee, werp de angel [uit], en de eerste vis, die opkomt, neem, en zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u.
Markus 6:38En Hij zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? Gaat heen en beziet [het]. En toen zij het vernomen hadden, zeiden zij: Vijf, en twee vissen.
Markus 6:41En als Hij de vijf broden en de twee vissen genomen had, zag Hij op naar den hemel, zegende en brak de broden, en gaf ze Zijn discipelen, opdat zij ze hun zouden voorleggen, en de twee vissen deelde Hij voor allen.
Markus 6:43En zij namen op twaalf volle korven brokken, en van de vissen.
Lukas 5:6En als zij dat gedaan hadden, besloten zij een grote menigte vissen, en hun net scheurde.
Lukas 5:9Want verbaasdheid had hem bevangen, en allen, die met hem waren, over de vangst der vissen, die zij gevangen hadden;
Lukas 9:13Maar Hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. En zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden, en twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en spijs kopen voor al dit volk;
Lukas 9:16En Hij, de vijf broden en de twee vissen genomen hebbende, zag op naar den hemel, en zegende die, en brak ze, en gaf ze den discipelen, om der schare voor te leggen.
Lukas 11:11En wat vader onder u, dien de zoon om brood bidt, zal hem een steen geven, of ook om een vis, zal hem voor een vis een slang geven?
Lukas 24:42En zij gaven Hem een stuk van een gebraden vis, en van honigraten.
Johannes 21:6En Hij zeide tot hen: Werpt het net aan de rechterzijde van het schip, en gij zult vinden. Zij wierpen het dan, en konden hetzelve niet meer trekken vanwege de menigte der vissen.
Johannes 21:8En de andere discipelen kwamen met het scheepje (want zij waren niet verre van het land, maar omtrent tweehonderd ellen), slepende het net met de vissen.
Johannes 21:11Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol grote vissen, [tot] honderd drie en vijftig; en hoewel er [zovele] waren, zo scheurde het net niet.
1 Corinthiers 15:39Alle vlees is niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der mensen, en een ander is het vlees der beesten, en een ander der vissen, en een ander der vogelen.

Mede mogelijk dankzij