Mattheus 10:11 | En in wat stad of vlek gij zult inkomen, onderzoekt, wie daarin waardig is; en blijft aldaar, totdat gij [daar] uitgaat. |
Mattheus 11:23 | En gij, Kapernaum! die tot den hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden. Want zo in Sodom die krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden tot op den huidigen dag gebleven zijn. |
Mattheus 26:38 | Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij. |
Markus 6:10 | En Hij zeide tot hen: Zo waar gij in een huis zult ingaan, blijft daar, totdat gij van daar uitgaat. |
Markus 14:34 | En zeide tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier, en waakt. |
Lukas 1:56 | En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en keerde weder tot haar huis. |
Lukas 8:27 | En als Hij aan het land uitgegaan was, ontmoette Hem een zeker man uit de stad, die van over langen tijd met duivelen was bezeten geweest; en was met geen klederen gekleed, en bleef in geen huis, maar in de graven. |
Lukas 9:4 | En in wat huis gij ook zult ingaan, blijft aldaar, en gaat van daar uit. |
Lukas 10:7 | En blijft in datzelve huis, etende en drinkende, hetgeen van hen [voorgezet wordt]; want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van [het ene] huis in [het andere] huis. |
Lukas 19:5 | En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem: Zacheus! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven. |
Lukas 24:29 | En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij den avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven. |
Johannes 1:32 | En Johannes getuigde, zeggende: Ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif, en bleef op Hem. |
Johannes 1:33 | En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden heeft, om te dopen met water, Die had mij gezegd: Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen Geest doopt. |
Johannes 1:38 | En Jezus Zich omkerende, en ziende hen volgen, zeide tot hen: |
Johannes 1:39 | Wat zoekt gij? En zij zeiden tot Hem: Rabbi (hetwelk is te zeggen, overgezet zijnde, Meester) waar woont Gij? |
Johannes 2:12 | Daarna ging Hij af naar Kapernaum, Hij, en Zijn moeder, en Zijn broeders, en Zijn discipelen; en zij bleven aldaar niet vele dagen. |
Johannes 3:36 | Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. |
Johannes 4:40 | Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef; en Hij bleef aldaar twee dagen. |
Johannes 5:38 | En Zijn woord hebt gij niet in u blijvende; want gij gelooft Dien niet, Dien Hij gezonden heeft. |
Johannes 6:27 | Werkt niet [om] de spijs, die vergaat, maar [om] de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen ulieden geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. |