G3756 οὐ
nee, niet

Bijbelteksten

Markus 2:24En de Farizeen zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag, wat niet geoorloofd is?
Markus 2:26Hoe hij ingegaan is in het huis Gods, ten tijde van Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand zijn geoorloofd te eten, dan den priesteren, en ook gegeven heeft dengenen, die met hem waren?
Markus 2:27En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om den mens, niet de mens om den sabbat.
Markus 3:24En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat koninkrijk niet bestaan.
Markus 3:25En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo kan dat huis niet bestaan.
Markus 3:26En indien de satan tegen zichzelven opstaat, en verdeeld is, zo kan hij niet bestaan, maar heeft een einde.
Markus 3:29Maar zo wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels.
Markus 4:5En het andere viel op het steenachtige, waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.
Markus 4:7En het andere viel in de doornen, en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve, en het gaf geen vrucht.
Markus 4:13En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet? En hoe zult gij al de gelijkenissen verstaan?
Markus 4:17En hebben geen wortel in zichzelven, maar zijn voor een tijd; daarna, als verdrukking of vervolging komt om des Woords wil, zo worden zij terstond geergerd.
Markus 4:21En Hij zeide tot hen: Komt ook de kaars, opdat zij onder de koornmaat of onder het bed gezet worde? [Is het] niet, opdat zij op den kandelaar gezet worde?
Markus 4:22Want er is niets verborgen, dat niet geopenbaard zal worden; en er is niets geschied, [om] verborgen [te zijn], maar opdat het in het openbaar zou komen.
Markus 4:25Want zo wie heeft, dien zal gegeven worden; en wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.
Markus 4:27En [voorts] sliep, en opstond, nacht en dag; en het zaad uitsproot en lang werd, dat hij zelf niet wist, hoe.
Markus 4:34En zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet; maar Hij verklaarde alles Zijn discipelen in het bijzonder.
Markus 4:38En Hij was in het achterschip, slapende op een oorkussen; en zij wekten Hem op, en zeiden tot Hem: Meester, bekommert het U niet, dat wij vergaan?
Markus 4:40En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig? Hoe hebt gij geen geloof?
Markus 5:19Doch Jezus liet hem [dat] niet toe, maar zeide tot hem: Ga heen naar uw huis tot de uwen, en boodschap hun, wat grote dingen u de Heere gedaan heeft, en [hoe] Hij Zich uwer ontfermd heeft.
Markus 5:37En Hij liet niemand toe Hem te volgen, dan Petrus, en Jakobus, en Johannes, den broeder van Jakobus;

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken