Lukas 15:8 | Of wat vrouw, hebbende tien penningen, indien zij een penning verliest, ontsteekt niet een kaars, en keert het huis [met bezemen], en zoekt naarstiglijk, totdat zij [dien] vindt? |
Lukas 15:26 | En tot zich geroepen hebbende een van de knechten, vraagde, wat dat mocht zijn. |
Lukas 16:2 | En hij riep hem, en zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap; want gij zult niet meer kunnen rentmeester zijn. |
Lukas 16:3 | En de rentmeester zeide bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap van mijn neemt? Graven kan ik niet; te bedelen schaam ik mij. |
Lukas 16:4 | Ik weet, wat ik doen zal, opdat, wanneer ik van het rentmeesterschap afgezet zal wezen, zij mij in hun huizen ontvangen. |
Lukas 16:11 | Zo gij dan in den onrechtvaardigen Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen? |
Lukas 16:12 | En zo gij in eens anders [goed] niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe geven? |
Lukas 17:7 | En wie van u heeft een dienstknecht ploegende, of [de beesten] hoedende, die tot hem, als hij van den akker inkomt, terstond zal zeggen: Kom bij, en zit aan? |
Lukas 17:8 | Maar zal hij niet tot hem zeggen: Bereid, dat ik te avond zal eten, en omgord u, en dien mij, totdat ik zal gegeten en gedronken hebben; en eet en drink gij daarna? |
Lukas 18:6 | En de Heere zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter zegt. |
Lukas 18:18 | En een zeker overste vraagde Hem, zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beerven? |
Lukas 18:19 | En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed, dan Een, [namelijk] God. |
Lukas 18:26 | En die [dit] hoorden, zeiden: Wie kan dan zalig worden? |
Lukas 18:36 | En deze, horende de schare voorbijgaan, vraagde, wat dat ware. |
Lukas 18:41 | Zeggende: Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? En hij zeide: Heere! dat ik ziende mag worden. |
Lukas 19:3 | En zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege de schare, omdat hij klein van persoon was. |
Lukas 19:15 | En het geschiedde, toen hij wederkwam, als hij het koninkrijk ontvangen had, dat hij zeide, dat die dienstknechten tot hem zouden geroepen worden, wien hij het geld gegeven had; opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen gewonnen had. |
Lukas 19:23 | Waarom hebt gij dan mijn geld niet in de bank gegeven, en ik, komende, had hetzelve met woeker mogen eisen? |
Lukas 19:31 | En indien iemand u vraagt: Waarom ontbindt gij [dat], zo zult gij alzo tot hem zeggen: Omdat het de Heere van node heeft. |
Lukas 19:33 | En als zij het veulen ontbonden, zeiden de heren van hetzelve tot hen: Waarom ontbindt gij het veulen? |