Mattheus 2:8 | En hen naar Bethlehem zendende, zeide: Reist heen, en onderzoekt naarstiglijk naar dat Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en Datzelve aanbidde. |
Mattheus 3:3 | Want deze is het, van denwelken gesproken is door Jesaja, den profeet, zeggende: De stem des roependen in de woestijn: Bereidt den weg des Heeren, maakt Zijn paden recht! |
Mattheus 3:8 | Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig. |
Mattheus 5:16 | Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. |
Mattheus 5:30 | En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. |
Mattheus 5:39 | Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe; |
Mattheus 6:26 | Aanziet de vogelen des hemels, dat zij niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren; en uw hemelse Vader voedt [nochtans] dezelve; gaat gij dezelve niet [zeer] veel te boven? |
Mattheus 8:4 | En Jezus zeide tot hem: Zie, dat gij [dit] niemand zegt; maar ga heen, toon uzelven den priester, en offer de gave, die Mozes geboden heeft, hun tot een getuigenis. |
Mattheus 8:9 | Want ik ben ook een mens onder de macht [van anderen], hebbende onder mij krijgsknechten; en ik zeg tot dezen: Ga! en hij gaat; en tot den anderen: Kom! en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het. |
Mattheus 8:21 | En een ander uit Zijn discipelen zeide tot Hem: Heere! laat mij toe, dat ik eerst heenga, en mijn vader begrave. |
Mattheus 8:25 | En Zijn discipelen, bij [Hem] komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan! |
Mattheus 8:31 | En de duivelen baden Hem, zeggende: Indien Gij ons uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen. |
Mattheus 9:6 | Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis. |
Mattheus 9:27 | En als Jezus van daar voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende: [Gij] Zone Davids, ontferm U onzer! |
Mattheus 10:11 | En in wat stad of vlek gij zult inkomen, onderzoekt, wie daarin waardig is; en blijft aldaar, totdat gij [daar] uitgaat. |
Mattheus 10:14 | En zo iemand u niet zal ontvangen, noch uw woorden horen, uitgaande uit dat huis of uit dezelve stad, schudt het stof uwer voeten af. |
Mattheus 10:27 | Hetgeen Ik u zeg in de duisternis, zegt het in het licht; en hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken. |
Mattheus 11:4 | En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes weder, hetgeen gij hoort en ziet: |
Mattheus 11:29 | Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. |
Mattheus 12:13 | Toen zeide Hij tot dien mens: Strek uw hand uit; en hij strekte ze uit, en zij werd hersteld, gezond gelijk de andere. |