2 Corinthiers 3:7 | En indien de bediening des doods in letteren [bestaande, en] in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns aangezichts, die te niet gedaan zou worden, |
2 Corinthiers 11:30 | Indien men moet roemen, zo zal ik roemen de dingen mijner zwakheid. |
2 Corinthiers 12:1 | Te roemen is mij waarlijk niet oorbaar; want ik zal komen tot gezichten en openbaringen des Heeren. |
Galaten 6:14 | Maar het zij verre van mij, dat ik zou roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus; door Welken de wereld mij gekruisigd is, en ik der wereld. |
Efeziers 6:11 | Doet aan de gehele wapenrusting Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des duivels. |
Filippenzen 3:21 | Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen. |
Colossenzen 4:6 | Uw woord zij te allen tijd in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten hoe gij een iegelijk moet antwoorden. |
1 Thessalonicensen 4:4 | Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer; |
1 Thessalonicensen 4:11 | En dat gij u benaarstigt stil te zijn, en uw eigen dingen te doen, en te werken met uw eigen handen, gelijk wij u bevolen hebben; |
1 Thessalonicensen 5:13 | En acht hen zeer veel in liefde, om huns werks wil. Zijt vreedzaam onder elkander. |
2 Thessalonicensen 1:4 | Alzo dat wij zelven van u roemen in de Gemeenten Gods, over uw lijdzaamheid en geloof in al uw vervolgingen en verdrukkingen, die gij verdraagt; |
2 Thessalonicensen 3:7 | Want gijzelven weet, hoe men ons behoort na te volgen; want wij hebben ons niet ongeregeld gedragen onder u; |
2 Thessalonicensen 3:9 | Niet, dat wij de macht niet hebben, maar opdat wij onszelven u geven zouden [tot] een voorbeeld, om ons na te volgen. |
2 Thessalonicensen 3:10 | Want ook toen wij bij u waren, hebben wij u dit bevolen, dat, zo iemand niet wil werken, hij ook niet ete. |
1 Timotheus 2:8 | Ik wil dan, dat de mannen bidden in alle plaatsen, opheffende heilige handen, zonder toorn en twisting. |
2 Timotheus 2:24 | En een dienstknecht des Heeren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te leren, [en] die de kwaden kan verdragen; |
Titus 3:8 | Dit is een getrouw woord, en deze dingen wil ik, dat gij ernstelijk bevestigt, opdat degenen, die aan God geloven, zorg dragen, om goede werken voor te staan; deze dingen zijn het, die goed en nuttig zijn den mensen. |
Hebreeen 11:25 | Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; |
Jakobus 1:27 | De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en den Vader is deze: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, [en] zichzelven onbesmet bewaren van de wereld. |
Jakobus 3:10 | Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking. Dit moet, mijn broeders, alzo niet geschieden. |