H0
Niet gevonden

Bijbelteksten

Genesis 24:62Izak nu kwam, van daar men komt tot den put Lachai-roi; en hij woonde in het zuiderland.
Genesis 24:67En Izak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner moeders [dood].
Genesis 25:2En zij baarde hem Zimran en Joksan, en Medan en Midian, en Jisbak en Suah.
Genesis 25:5Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had.
Genesis 25:11En het geschiedde na Abrahams dood, dat God Izak, zijn zoon, zegende; en Izak woonde bij den put Lachai-roi.
Genesis 25:20En Izak was veertig jaren oud, als hij Rebekka, de dochter van Bethuel, den Syrier, uit Paddan-aram, de zuster van Laban, den Syrier, zich ter vrouw nam.
Genesis 25:21En Izak bad den HEERE zeer in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw; want zij was onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat Rebekka, zijn huisvrouw, zwanger werd.
Genesis 25:23En de HEERE zeide tot haar: Twee volken zijn in uw buik, en twee natien zullen zich uit uw ingewand van een scheiden; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en de meerdere zal den mindere dienen.
Genesis 25:31Toen zeide Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte.
Genesis 25:32En Ezau zeide: Zie, ik ga sterven; en waartoe mij dan de eerstgeboorte?
Genesis 25:33Toen zeide Jakob: Zweer mij op dezen dag! en hij zwoer hem; en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorte.
Genesis 26:3Woon als vreemdeling in dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik zal den eed bevestigen, dien Ik Abraham uw vader gezworen heb.
Genesis 26:8En het geschiedde, als hij een langen tijd daar geweest was, dat Abimelech, de koning der Filistijnen, ten venster uitkeek, en hij zag, dat, ziet, Izak was jokkende met Rebekka zijn huisvrouw.
Genesis 26:10En Abimelech zeide: Wat is dit, [dat] gij ons gedaan hebt? Lichtelijk had een van dit volk bij uw huisvrouw gelegen, zodat gij een schuld over ons zoudt gebracht hebben.
Genesis 26:14En hij had bezitting van schapen, en bezitting van runderen, en groot gezin; zodat hem de Filistijnen benijdden.
Genesis 26:18Als nu Izak wedergekeerd was, groef hij die waterputten op, die zij ten tijde van Abraham, zijn vader, gegraven, en die de Filistijnen na Abrahams dood toegestopt hadden; en hij noemde derzelver namen naar de namen, waarmede zijn vader die genoemd had.
Genesis 26:20En de herders van Gerar twistten met Izaks herders, zeggende: Dit water hoort ons toe! Daarom noemde hij den naam van dien put Esek, omdat zij met hem gekeven hadden.
Genesis 26:22En hij brak op van daar, en groef een anderen put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde hij deszelfs naam Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte gemaakt, en wij zijn gewassen in dit land.
Genesis 26:23Daarna toog hij van daar op naar Ber-seba.
Genesis 26:30Toen maakte hij hun een maaltijd, en zij aten en dronken.

Mede mogelijk dankzij