H575 אָן
derwaarts, waarhenen, herwaarts noch/of derwaarts (, waar, waarheen, hoe
Psalm 13:2 | Hoe lang, HEERE, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen? |
Psalm 13:3 | Hoe lang zal ik raadslagen voornemen in mijn ziel, droefenis in mijn hart bij dag? Hoe lang zal mijn vijand over mij verhoogd zijn? |
Psalm 62:4 | Hoe lang zult gijlieden kwaad aanstichten tegen een man? Gij allen zult gedood worden; gij zult zijn als een ingebogen wand, een aangestoten muur. |
Psalm 139:7 | Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? |
Hooglied 6:1 | Waar is uw Liefste heengegaan, o gij schoonste onder de vrouwen? Waarheen heeft uw Liefste het aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken? |
Jesaja 10:3 | Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting, [die] van verre komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten? |
Jeremia 15:2 | En het zal geschieden, wanneer zij tot u zullen zeggen: Waarhenen zullen wij uitgaan? dat gij tot hen zult zeggen: Zo zegt de HEERE: Wie ten dood, ten dode; en wie tot het zwaard, ten zwaarde, en wie tot den honger, ten honger; en wie ter gevangenis, ter gevangenis! |
Jeremia 47:6 | O wee, gij zwaard des HEEREN! Hoe lang zult gij niet stil houden? Vaar in uw schede, rust en wees stil! |
Ezechiel 21:16 | Houd u bijeen, o [zwaard]! keer u rechtsom, schik u, keer u linksom, waarhenen uw aangezicht gesteld is. |
Habakuk 1:2 | HEERE! hoe lang schreeuw ik, en Gij hoort niet, [hoe lang] roep ik geweld, tot U, en Gij verlost niet! |
Zacharia 2:2 | En ik zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide tot mij: Om Jeruzalem te meten; om te zien, hoe groot haar breedte, en hoe groot haar lengte wezen zal. |
Zacharia 5:10 | Toen zeide ik tot den Engel, Die met mij sprak: Waarhenen brengen zij deze efa? |