H1106 בֶּלַע
Bela

Bijbelteksten

Genesis 14:2Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sodom, en met Birsa, koning van Gomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber, koning van Zeboim, en den koning van Bela, dat is Zoar.
Genesis 14:8Toen toog de koning van Sodom uit, en de koning van Gomorra, en de koning van Adama, en de koning van Zeboim, en de koning van Bela, dat is Zoar; en zij stelden tegen hen slagorden in het dal Siddim,
Genesis 36:32Bela dan, de zoon van Beor, regeerde in Edom, en de naam zijner stad was Dinhaba.
Genesis 36:33En Bela stierf, en Jobab, de zoon van Zerah, van Bozra, regeerde in zijn plaats.
Genesis 46:21En de zonen van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard.
Numeri 26:38De zonen van Benjamin, naar hun geslachten: van Bela het geslacht der Belaieten; van Asbel het geslacht der Asbelieten; van Ahiram het geslacht der Ahiramieten;
Numeri 26:40En de zonen van Bela waren Ard en Naaman; [van] Ard het geslacht der Ardieten; van Naaman het geslacht der Naamieten.
1 Kronieken 1:43Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba.
1 Kronieken 1:44En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra.
1 Kronieken 5:8En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-meon,
1 Kronieken 7:6[De kinderen] van Benjamin waren Bela, en Becher, en Jediael; drie.
1 Kronieken 7:7En de kinderen van Bela waren Ezbon, en Uzzi, en Uzziel, en Jerimoth, en Iri; vijf hoofden in de huizen der vaderen, kloeke helden; die, in geslachtsregisters gesteld zijnde, waren twee en twintig duizend en vier en dertig.
1 Kronieken 8:1Benjamin nu gewon Bela, zijn eerstgeborene, Asbel, den tweede, en Ahrah, den derde,
1 Kronieken 8:3Bela nu had deze kinderen: Addar, en Gera, en Abihud,

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs