H1497 גָּזַל
wegnemen, roven, rukken, ontroven, met geweld nemen, beroven, beroofd, roof plegen
Genesis 21:25 | En Abraham berispte Abimelech ter oorzake van een waterput, dien Abimelechs knechten met geweld genomen hadden. |
Genesis 31:31 | Toen antwoordde Jakob, en zeide tot Laban: Omdat ik vreesde; want ik zeide: Opdat gij niet misschien uw dochteren mij ontweldigdet! |
Leviticus 6:4 | Het zal dan geschieden, dewijl hij gezondigd heeft, en schuldig geworden is, dat hij wederuitkeren zal den roof, dien hij geroofd, of het onthoudene, dat hij met geweld onthoudt, of het bewaarde, dat bij hem te bewaren gegeven was, of het verlorene, dat hij gevonden heeft; |
Leviticus 19:13 | Gij zult uw naaste niet bedriegelijk verdrukken, noch beroven; des dagloners arbeidsloon zal bij u niet vernachten tot aan den morgen. |
Deuteronomium 28:29 | Dat gij op den middag zult omtasten, gelijk als een blinde omtast in het donkere, en uw wegen niet zult voorspoedig maken; maar gij zult alleenlijk verdrukt en beroofd zijn alle dagen, en er zal geen verlosser zijn. |
Deuteronomium 28:31 | Uw os zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten; uw ezel zal van voor uw aangezicht geroofd worden, en tot u niet wederkeren; uw klein vee zal aan uw vijanden gegeven worden, en voor u zal geen verlosser zijn. |
Richteren 9:25 | En de burgers van Sichem bestelden tegen hem, die op de hoogten der bergen lagen legden, en al wie voorbij hen op den weg doorging, beroofden zij; en het werd Abimelech aangezegd. |
Richteren 21:23 | En de kinderen van Benjamin deden alzo, en voerden naar hun getal vrouwen weg, van de reiende dochters, die zij roofden, en zij togen heen, en keerden weder tot hun erfenis, en herbouwden de steden, en woonden daarin. |
2 Samuel 23:21 | Daartoe sloeg hij een Egyptischen man, een man van aanzien; en in de hand des Egyptenaars was een spies, maar hij ging tot hem af met een staf; en hij rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en doodde hem met zijn [eigen] spies. |
1 Kronieken 11:23 | Hij versloeg ook een Egyptischen man, een man van grote lengte, van vijf ellen; en die Egyptenaar had een spies in de hand, als een weversboom; maar hij ging tot hem af met een staf, en rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en hij doodde hem met zijn [eigen] spies. |
Job 20:19 | Omdat hij onderdrukt heeft, de armen verlaten heeft, een huis geroofd heeft, dat hij niet opgebouwd had; |
Job 24:2 | Zij tasten de landpalen aan; de kudden roven zij, en weiden ze. |
Job 24:9 | Zij rukken het weesje van de borst, en [dat] over den arme is, nemen zij te pand. |
Job 24:19 | De droogte mitsgaders de hitte nemen de sneeuwwateren weg; [alzo] het graf [dergenen, die] gezondigd hebben. |
Psalm 35:10 | Al mijn beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! U, Die den ellendige redt van dien, die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover. |
Psalm 69:5 | Die mij zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren mijns hoofds; die mij zoeken te vernielen, die mij om valse oorzaken vijand zijn, zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven. |
Spreuken 4:16 | Want zij slapen niet, zo zij geen kwaad gedaan hebben; en hun slaap wordt weggenomen, zo zij niet [iemand] hebben doen struikelen. |
Spreuken 22:22 | Beroof den arme niet, omdat hij arm is; en verbrijzel den ellendige niet in de poort. |
Spreuken 28:24 | Wie zijn vader of zijn moeder berooft, en zegt: Het is geen overtreding; die is des verdervenden mans gezel. |
Jesaja 10:2 | Om de armen van het recht af te wenden, en om het recht der ellendigen Mijns volks te roven, opdat de weduwen hun buit worden, en opdat zij de wezen mogen plunderen! |