Genesis 29:3 | En derwaarts werden al de kudden verzameld, en zij wentelden den steen van den mond des puts, en drenkten de schapen, en legden den steen weder op den mond van dien put, op zijn plaats. |
Genesis 29:8 | Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen zullen vergaderd zijn, en dat men den steen van den mond des puts afwentele, opdat wij de schapen drenken. |
Genesis 29:10 | En het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner moeders broeder, dat Jakob toetrad, en wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner moeders broeder. |
Genesis 43:18 | Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het huis van Jozef gebracht werden, en zeiden: Ter oorzake van het geld, dat in het begin in onze zakken wedergekeerd is, worden wij ingebracht, opdat hij ons overrompele en ons overvalle, en ons tot slaven neme, met onze ezelen. |
Jozua 5:9 | Verder sprak de HEERE tot Jozua: Heden heb Ik den smaad van Egypte van ulieden afgewenteld; daarom noemde men den naam dier plaats Gilgal, tot op dezen dag. |
Jozua 10:18 | Zo zeide Jozua: Wentelt grote stenen voor den mond der spelonk, en stelt mannen daarvoor om hen te bewaren. |
1 Samuel 14:33 | En men boodschapte het Saul, zeggende: Zie, het volk verzondigt zich aan den HEERE, etende met het bloed. En hij zeide: Gij hebt trouwelooslijk gehandeld; wentelt heden een groten steen tot mij. |
2 Samuel 20:12 | Amasa nu lag in het bloed gewenteld, midden op de straat. Als die man zag, dat al het volk staan bleef, zo deed hij Amasa weg van de straat in het veld, en wierp een kleed op hem, dewijl hij zag, dat al wie bij hem kwam, bleef staan. |
Job 30:14 | Zij komen aan, als door een wijde breuk; onder de verwoesting rollen zij zich aan. |
Psalm 22:9 | Hij heeft [het] op den HEERE gewenteld, dat Hij hem [nu] uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft! |
Psalm 37:5 | [Gimel.] Wentel uw weg op den HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken; |
Psalm 119:22 | Wentel van mij versmaadheid en verachting, want ik heb Uw getuigenissen onderhouden. |
Spreuken 16:3 | Wentel uw werken op den HEERE, en uw gedachten zullen bevestigd worden. |
Spreuken 26:27 | Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren. |
Jesaja 9:4 | Toen de ganse strijd dergenen, die streden, met gedruis geschiedde, en de klederen in het bloed gewenteld en verbrand werden, [tot] een voedsel des vuurs. |
Jesaja 34:4 | En al het heir der hemelen zal uitteren, en de hemelen zullen toegerold worden, gelijk een boek, en al hun heir zal afvallen, gelijk een blad van den wijnstok afvalt, en gelijk [een vijg] afvalt van den vijgeboom. |
Jeremia 51:25 | Ziet, Ik [wil] aan u, gij verdervende berg! spreekt de HEERE, gij, die de ganse aarde verderft, en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en u van de steenrotsen afwentelen, en zal u stellen tot een berg des brands. |
Amos 5:24 | Maar laat het oordeel zich daarhenen wenden als de wateren, en de gerechtigheid als een sterke beek. |