H1935 הוֹד
eer, heerlijkheid, kleur, majesteit, luister, sieraad, pracht, machtig
Numeri 27:20 | En leg op hem van uw heerlijkheid, opdat zij horen, [te weten] de ganse vergadering der kinderen Israëls. |
1 Kronieken 16:27 | Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en vrolijkheid zijn in Zijn plaats. |
1 Kronieken 29:11 | Uw, o HEERE, is de grootheid, en de macht, en de heerlijkheid, en de overwinning, en de majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde is, [is Uw]: Uw, o HEERE, is het Koninkrijk, en Gij hebt U verhoogd tot een Hoofd boven alles. |
1 Kronieken 29:25 | En de HEERE maakte Salomo groot ten hoogste voor de ogen van gans Israel; en Hij gaf aan hem een koninklijke majesteit, zodanige aan geen koning van Israel voor hem geweest is. |
Job 37:22 | [Als] van het noorden het goud komt; [maar] bij God is een vreselijke majesteit! |
Job 39:23 | Zult gij het beroeren als een sprinkhaan? De pracht van zijn gesnuif is een verschrikking. |
Job 40:5 | Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid! |
Psalm 8:2 | O HEERE, onze Heere! hoe heerlijk is Uw Naam op de ganse aarde! Gij, die Uw majesteit gesteld hebt boven de hemelen. |
Psalm 21:6 | Groot is zijn eer door Uw heil; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd. |
Psalm 45:4 | Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid. |
Psalm 96:6 | Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom. |
Psalm 104:1 | Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid. |
Psalm 111:3 | [He.] Zijn doen is majesteit en heerlijkheid; [Vau.] en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid. |
Psalm 145:5 | [He.] Ik zal uitspreken de heerlijkheid der eer Uwer majesteit, en Uw wonderlijke daden. |
Psalm 148:13 | Dat zij den Naam des HEEREN loven; want Zijn Naam alleen is hoog verheven; Zijn majesteit is over de aarde en den hemel. |
Spreuken 5:9 | Opdat gij anderen uw eer niet geeft, en uw jaren den wrede; |
Jesaja 30:30 | En de HEERE zal Zijn heerlijke stem doen horen, en de nederlating Zijns arms doen zien, met grimmigheid van toorn, en een vlam van verterend vuur, stralen, en een vloed, en hagelstenen. |
Jeremia 22:18 | Daarom zegt de HEERE alzo van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda: Zij zullen hem niet beklagen: Och mijn broeder! of, och zuster! Zij zullen hem niet beklagen: Och, heer! of, och zijn majesteit! |
Daniel 10:8 | Ik dan werd alleen overgelaten, en zag dit grote gezicht, en er bleef in mij geen kracht overig; en mijn sierlijkheid werd aan mij veranderd in een verderving, zodat ik geen kracht behield. |
Daniel 11:21 | Daarna zal er een verachte in zijn staat staan, denwelken men de koninklijke waardigheid niet zal geven; doch hij zal in stilheid komen, en het koninkrijk door vleierijen bemachtigen. |