H2069 זְבַדְיָה
Zebadja

Bijbelteksten

1 Kronieken 8:15En Zebadja, en Arad, en Eder,
1 Kronieken 8:17En Zebadja, en Mesullam, en Hizki, en Heber,
1 Kronieken 12:7En Joela en Zebadja, de zonen van Jeroham, van Gedor.
1 Kronieken 26:2Meselemja nu had kinderen; Zecharja was de eerstgeborene, Jediael de tweede, Zebadja de derde, Jathniel de vierde,
1 Kronieken 27:7De vierde, in de vierde maand, was Asahel, de broeder van Joab, en na hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
2 Kronieken 17:8En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-adonia, de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram.
2 Kronieken 19:11En ziet, Amarja, den hoofdpriester, is over u in alle zaak des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van het huis van Juda, in alle zaak des konings; ook zijn de ambtlieden, de Levieten, voor uw aangezicht; weest sterk en doet het, en de HEERE zal met den goede zijn.
Ezra 8:8En van de kinderen van Sefatja, Zebadja, de zoon van Michael; en met hem tachtig manspersonen.
Ezra 10:20En van de kinderen van Immer: Hanani en Zebadja.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel