H2158 זָמִיר
snarenspel, psalmen, zangtijd, gezangen, lofzangen
2 Samuel 23:1 | Voorts zijn dit de laatste woorden van David. David, de zoon van Isai zegt, en de man, die hoog is opgericht, de gezalfde van Jakobs God, en liefelijk [in] psalmen van Israel, zegt: |
Job 35:10 | Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht? |
Psalm 95:2 | Laat ons Zijn aangezicht tegemoet gaan met lof; laat ons Hem juichen met psalmen. |
Psalm 119:54 | Uw inzettingen zijn mij gezangen geweest, ter plaatse mijner vreemdelingschappen. |
Hooglied 2:12 | De bloemen worden gezien in het land, de zangtijd genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land. |
Jesaja 24:16 | Van het uiterste einde der aarde horen wij psalmen, [tot] verheerlijking des Rechtvaardigen. Doch [nu] zeg ik: Ik word mager, ik word mager, wee mij! de trouwelozen handelen trouwelooslijk, en met trouweloosheid handelen de trouwelozen trouwelooslijk. |
Jesaja 25:5 | Gelijk de hitte in een dorre plaats, zult Gij de onstuimigheid der vreemdelingen nederdrukken; [gelijk] de hitte door de schaduw ener dikke wolk, zal het gezang der tirannen vernederd worden. |