H2280 חָבַשׁ
zadelen, verbinden, opbinden, binders, ombinden, afdammen, heelmeester wezen, omwinden
Genesis 22:3 | Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde hout tot het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die hem God gezegd had. |
Exodus 29:9 | En gij zult hen met den gordel omgorden, [namelijk] Aaron en zijn zonen; en gij zult hun de mutsen opbinden, opdat zij het priesterambt hebben tot een eeuwige inzetting. Voorts zult gij de hand van Aaron vullen, en de hand zijner zonen. |
Leviticus 8:13 | Ook deed Mozes de zonen van Aaron naderen, en trok hun rokken aan, en gordde hen met een gordel, en bond hun mutsen op, gelijk als de HEERE Mozes geboden had. |
Numeri 22:21 | Toen stond Bileam des morgens op, en zadelde zijn ezelin, en hij trok heen met de vorsten van Moab. |
Richteren 19:10 | Doch de man wilde niet vernachten, maar stond op, en trok weg, en kwam tot tegenover Jebus (dewelke is Jeruzalem), en met hem het paar gezadelde ezelen; ook was zijn bijwijf met hem. |
2 Samuel 16:1 | Als nu David een weinig van de hoogte was voortgegaan, ziet, toen ontmoette hem Ziba, Mefiboseths jongen, met een paar gezadelde ezelen, en daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen, en honderd [stukken] zomervruchten, en een lederen zak wijns. |
2 Samuel 17:23 | Als nu Achitofel zag, dat zijn raad niet gedaan was, zadelde hij den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad, en gaf bevel aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd begraven in zijns vaders graf. |
2 Samuel 19:26 | En hij zeide: Mijn heer koning, mijn knecht heeft mij bedrogen; want uw knecht zeide: Ik zal mij een ezel zadelen, en daarop rijden, en tot den koning trekken, want uw knecht is kreupel. |
1 Koningen 2:40 | Toen maakte zich Simei op, en zadelde zijn ezel, en toog heen naar Gath tot Achis, om zijn knechten te zoeken; zo toog Simei heen, en bracht zijn knechten van Gath. |
1 Koningen 13:13 | Toen zeide hij tot zijn zonen: Zadelt mij den ezel. En zij zadelden hem den ezel, en hij reed daarop. |
1 Koningen 13:23 | En het geschiedde, nadat hij brood gegeten, en nadat hij gedronken had, dat hij hem den ezel zadelde, [te weten voor] den profeet, dien hij had doen wederkeren. |
1 Koningen 13:27 | Verder sprak hij tot zijn zonen, zeggende: Zadelt mij den ezel. En zij zadelden [hem]. |
2 Koningen 4:24 | Toen zadelde zij de ezelin, en zeide tot haar jongen: Drijf, en ga voort; houd mij niet op voort te rijden, tenzij dan dat ik het u zegge. |
Job 5:18 | Want Hij doet smart aan, en Hij verbindt; Hij doorwondt, en Zijn handen helen. |
Job 28:11 | Hij bindt de rivier toe, dat niet een traan uitkomt, en het verborgene brengt hij uit in het licht. |
Job 34:17 | Zou hij ook, die het recht haat, [den gewonde] verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? |
Job 40:8 | Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen! |
Psalm 147:3 | Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten. |
Jesaja 1:6 | Van de voetzool af tot het hoofd toe is er niets geheels aan hetzelve; [maar] wonden, en striemen, en etterbuilen, [die] niet uitgedrukt noch verbonden zijn, en geen derzelve is met olie verzacht. |
Jesaja 3:7 | [Zo] zal hij in dien dag [zijn hand] opheffen, zeggende: Ik kan geen heelmeester wezen; er is ook geen brood en geen kleed in mijn huis; zet mij niet tot een overste des volks. |