Spreuken 15:6 | [In] het huis des rechtvaardigen is een grote schat; maar in des goddelozen inkomst is beroerte. |
Spreuken 27:24 | Want de schat is niet tot in eeuwigheid; of zal de kroon van geslacht tot geslacht zijn? |
Jesaja 33:6 | En het zal geschieden, dat de vastigheid uwer tijden, de sterkte van [uw] behoudenissen zal zijn wijsheid en kennis; de vreze des HEEREN zal zijn schat zijn. |
Jeremia 20:5 | Ook zal Ik geven al het vermogen dezer stad, en al haar arbeid, en al haar kostelijkheid, en alle schatten der koningen van Juda, Ik zal ze geven in de hand hunner vijanden, die zullen ze roven, zullen ze nemen, en zullen ze brengen naar Babel. |
Ezechiel 22:25 | De verbintenis harer profeten is in het midden van haar als een brullende leeuw, die een roof rooft; zij eten de zielen op, den schat en het kostelijke nemen zij weg; haar weduwen vermenigvuldigen zij in het midden van haar. |