H3389 יְרוּשָׁלַ͏ִם
Jeruzalem

Bijbelteksten

Joel 3:1Want ziet, in die dagen en te dier tijd, als Ik de gevangenis van Juda en Jeruzalem zal wenden;
Joel 3:6En gij hebt de kinderen van Juda en de kinderen van Jeruzalem verkocht aan de kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, mocht brengen.
Joel 3:16En de HEERE zal uit Sion brullen, en uit Jeruzalem Zijn stem geven, dat hemel en aarde beven zullen; maar de HEERE zal de Toevlucht Zijns volks, en de Sterkte der kinderen Israels zijn.
Joel 3:17En gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE, uw God ben, wonende op Sion, den berg Mijner heiligheid; en Jeruzalem zal een heiligheid zijn, en vreemden zullen niet meer door haar doorgaan.
Joel 3:20Maar Juda zal blijven in eeuwigheid, en Jeruzalem van geslacht tot geslacht.
Amos 1:2En hij zeide: De HEERE zal brullen uit Sion, en Zijn stem verheffen uit Jeruzalem; en de woningen der herderen zullen treuren, en de hoogte van Karmel zal verdorren.
Amos 2:5Daarom zal Ik een vuur in Juda zenden, dat zal Jeruzalems paleizen verteren.
Obadja 1:11Ten dage als gij tegenover stondt, ten dage als de uitlanders zijn heir gevangen voerden, en de vreemden tot zijn poorten introkken, en over Jeruzalem het lot wierpen, waart gij ook als een van hen.
Obadja 1:20En de gevankelijk weggevoerden van dit heir der kinderen Israels, hetgeen der Kanaanieten was, tot Zarfath toe; en de gevankelijk weggevoerden van Jeruzalem, hetgeen in Sefarad is, zij zullen de steden van het zuiden erfelijk bezitten.
Micha 1:1Het woord des HEEREN, dat geschied is tot Micha, den Morastiet, in de dagen van Jotham, Achaz [en] Jehizkia, koningen van Juda; dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.
Micha 1:5Dit alles, om de overtreding van Jakob, en om de zonden van het huis Israels; wie is [het begin van] de overtreding van Jakob? Is het niet Samaria? En wie [van] de hoogten van Juda? Is het niet Jeruzalem?
Micha 1:9Want haar plagen zijn dodelijk; want zij zijn gekomen tot aan Juda; hij is geraakt tot aan de poort mijns volks, tot aan Jeruzalem.
Micha 1:12Want de inwoneres van Maroth is krank om des goeds wil; want een kwaad is van den HEERE afgedaald, tot aan de poort van Jeruzalem.
Micha 3:10Bouwende Sion met bloed, en Jeruzalem met onrecht.
Micha 3:12Daarom, om uwentwil, zal Sion [als] een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal [tot] steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds.
Micha 4:2En vele heidenen zullen henengaan, en zeggen: Komt en laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem.
Micha 4:8En gij Schaapstoren, gij Ofel der dochter Sions! tot u zal komen, ja, daar zal komen de vorige heerschappij, het koninkrijk der dochteren van Jeruzalem.
Sefanja 1:4En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baal, [en] den naam der Chemarim met de priesters;
Sefanja 1:12En het zal geschieden te dien tijde, Ik zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken; en Ik zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun hart zeggen: De HEERE doet geen goed, en Hij doet geen kwaad.
Sefanja 3:14Zing vrolijk, gij dochter Sions, juich, Israel; wees blijde, en spring op van vreugde van ganser harte, gij dochter Jeruzalems!

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel