H3467 יָשַׁע
redden, heil, verlossen, Heiland, verlosser, helpen, te hulp komen, behouden, behoeden
1 Samuel 23:2 | En David vraagde den HEERE, zeggende: Zal ik heengaan en deze Filistijnen slaan? En de HEERE zeide tot David: Ga heen, en gij zult de Filistijnen slaan en Kehila verlossen. |
1 Samuel 23:5 | Alzo toog David en zijn mannen naar Kehila, en hij streed tegen de Filistijnen, en dreef hun vee weg, en hij sloeg onder hen een groten slag; alzo verloste David de inwoners van Kehila. |
1 Samuel 25:26 | En nu, mijn heer! [zo waarachtig als] de HEERE leeft, en uw ziel leeft, het is de HEERE, Die u verhinderd heeft van te komen met bloedstorting, dat uw hand u zou verlossen; en nu, dat als Nabal worden uw vijanden, en die tegen mijn heer kwaad zoeken! |
1 Samuel 25:31 | Zo zal dit u, mijn heer, niet zijn tot wankeling, noch aanstoot des harten, te weten, dat gij bloed zonder oorzaak zoudt vergoten hebben, en dat mijn heer zichzelven zou verlost hebben; en als de HEERE mijn heer weldoen zal, zo zult gij uwer dienstmaagd gedenken. |
1 Samuel 25:33 | En gezegend zij uw raad en gezegend zijt gij, dat gij mij te dezen dage geweerd hebt, van te komen met bloedstorting, dat mijn hand mij verlost zou hebben! |
2 Samuel 3:18 | Zo doet het nu; want de HEERE heeft tot David gesproken, zeggende: Door de hand van David, Mijn knecht, zal Ik Mijn volk Israel verlossen van de hand der Filistijnen, en van de hand van al hun vijanden. |
2 Samuel 8:6 | En David legde bezettingen in Syrië van Damaskus, en de Syriërs werden David tot knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog. |
2 Samuel 8:14 | En hij legde bezettingen in Edom; in gans Edom legde hij bezettingen; en alle Edomieten werden David tot knechten; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heentoog. |
2 Samuel 10:11 | En hij zeide: Zo de Syriers mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om u te verlossen. |
2 Samuel 10:19 | Toen nu al de koningen, die Hadad-ezers knechten waren, zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, maakten zij vrede met Israel, en dienden hen; en de Syriers vreesden de kinderen Ammons meer te verlossen. |
2 Samuel 14:4 | En de Thekoietische vrouw zeide tot den koning, als zij op haar aangezicht ter aarde was gevallen, en zich nedergebogen had, zo zeide zij: Behoud, o koning! |
2 Samuel 22:3 | God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost! |
2 Samuel 22:4 | Ik riep den HEERE aan, Die te prijzen is, en ik werd verlost van mijn vijanden. |
2 Samuel 22:28 | En Gij verlost het bedrukte volk; maar Uw ogen zijn tegen de hogen, Gij zult hen vernederen. |
2 Samuel 22:42 | Zij zagen uit, maar er was geen verlosser; naar den HEERE, maar Hij antwoordde hun niet. |
2 Koningen 6:26 | En het geschiedde, als de koning op den muur voorbijging, dat een vrouw tot hem riep, zeggende: Help mij, heer koning! |
2 Koningen 6:27 | En hij zeide: De HEERE helpt u niet; waarvan zou ik u helpen? Van den dorsvloer of van den wijnpers? |
2 Koningen 13:5 | (Zo gaf de HEERE Israel een verlosser, dat zij van onder de hand der Syriers uitkwamen; en de kinderen Israels woonden in hun tenten, als te voren. |
2 Koningen 14:27 | En de HEERE had niet gesproken, dat Hij den naam van Israel van onder den hemel verdelgen zou; maar Hij verloste hen door de hand van Jerobeam, den zoon van Joas. |
2 Koningen 16:7 | Achaz nu zond boden tot Tiglath-pilezer, den koning van Assyrie, zeggende: Ik ben uw knecht en uw zoon; kom op, en verlos mij uit de hand van den koning van Syrie, en uit de hand van den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. |