H3800 כֶּתֶם
gouden, (fijn) goud

Bijbelteksten

Job 28:16Zij kan niet geschat worden tegen fijn goud van Ofir, tegen den kostelijken Schoham, en den Saffier.
Job 28:19Men kan de Topaas van Morenland haar niet gelijk waarderen; en bij het fijn louter goud kan zij niet geschat worden.
Job 31:24Zo ik het goud tot mijn hoop gezet heb, of tot het fijn goud gezegd heb: Gij zijt mijn vertrouwen;
Psalm 45:10Dochters van koningen zijn onder Uw kostelijke [staatsdochteren]; de Koningin staat aan Uw rechterhand, in het fijnste goud van Ofir.
Spreuken 25:12Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud.
Hooglied 5:11Zijn hoofd is van het fijnste goud, van het dichtste goud; Zijn haarlokken zijn gekruld, zwart als een raaf.
Jesaja 13:12Ik zal maken, dat een man dierbaarder zal zijn dan dicht goud, en een mens dan fijn goud van Ofir.
Klaagliederen 4:1[Aleph.] Hoe is het goud [zo] verdonkerd, het goede fijne goud [zo] veranderd! [Hoe] zijn de stenen des heiligdoms vooraan op alle straten verworpen!
Daniel 10:5En ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen bekleed, en Zijn lenden waren omgord met fijn goud van Ufaz.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken