H3874 לוּט
bewinden, wikkelen, winden, omsluieren, omwinden

Bijbelteksten

1 Samuel 21:9Toen zeide de priester: Het zwaard van Goliath, den Filistijn, denwelken gij sloegt in het eikendal, zie, dat is [hier], gewonden in een kleed, achter den efod; indien gij u dat nemen wilt, zo neem het, want hier is geen ander dan dit. David nu zeide: Er is zijns gelijke niet; geef het mij.
1 Koningen 19:13En het geschiedde, als Elia [dat] hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, en stond in den ingang der spelonk. En ziet, een stem [kwam] tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, Elia?
Jesaja 25:7En Hij zal op dezen berg verslinden het bewindsel des aangezichts, waarmede alle volken bewonden zijn, en het deksel, waarmede alle natien bedekt zijn.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel