H4194 מָוֶת
die, slay, deadly, death, dead
Spreuken 10:2 | Schatten der goddeloosheid doen geen nut; maar de gerechtigheid redt van den dood. |
Spreuken 11:4 | Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid redt van den dood. |
Spreuken 11:7 | Als de goddeloze mens sterft, vergaat zijn verwachting; zelfs is de allersterkste hoop vergaan. |
Spreuken 11:19 | Alzo is de gerechtigheid ten leven, gelijk die het kwade najaagt, naar zijn dood [jaagt]. |
Spreuken 12:28 | In het pad der gerechtigheid is het leven; en [in] den weg [van haar] voetpad is de dood niet. |
Spreuken 13:14 | Des wijzen leer is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. |
Spreuken 14:12 | Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. |
Spreuken 14:27 | De vreze des HEEREN is een springader des levens, om af te wijken van de strikken des doods. |
Spreuken 14:32 | De goddeloze zal heengedreven worden in zijn kwaad; maar de rechtvaardige betrouwt [zelfs] in zijn dood. |
Spreuken 16:14 | De grimmigheid des konings is [als] de boden des doods; maar een wijs man zal die verzoenen. |
Spreuken 16:25 | Er is een weg, die iemand recht schijnt; maar het laatste van dien zijn wegen des doods. |
Spreuken 18:21 | Dood en leven zijn in het geweld der tong; en een ieder, die ze liefheeft, zal haar vrucht eten. |
Spreuken 21:6 | Te arbeiden om schatten met een valse tong, is een voortgedrevene ijdelheid dergenen, die den dood zoeken. |
Spreuken 24:11 | Red degenen, die ter dood gegrepen zijn; want zij wankelen ter doding, zo gij u onthoudt. |
Spreuken 26:18 | Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt; |
Prediker 3:19 | Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat wedervaart ook den beesten; en enerlei wedervaart hun [beiden]; gelijk die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei adem, en de uitnemendheid der mensen boven de beesten is geen; want allen zijn zij ijdelheid. |
Prediker 7:1 | Beter is een [goede] naam, dan goede olie, en de dag des doods, dan de dag dat iemand geboren wordt. |
Prediker 7:26 | En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, [en] haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden. |
Prediker 8:8 | Er is geen mens, die heerschappij heeft over den geest, om den geest in te houden; en hij heeft geen heerschappij over den dag des doods; ook geen geweer in dezen strijd; ook zal de goddeloosheid haar meesters niet verlossen. |
Prediker 10:1 | Een dode vlieg doet de zalf des apothekers stinken [en] opwellen; [alzo] een weinig dwaasheid een [man], die kostelijk is van wijsheid [en] van eer. |