H4428 מֶלֶךְ
Hammelech, king, Moloch, royal, Malcham

Bijbelteksten

Jozua 12:14De koning van Horma, een; de koning van Harad, een;
Jozua 12:15De koning van Libna, een; de koning van Adullam, een;
Jozua 12:16De koning van Makkeda, een; de koning van Beth-el, een;
Jozua 12:17De koning van Tappuah, een; de koning van Hefer, een;
Jozua 12:18De koning van Afek, een; de koning van Lassaron, een;
Jozua 12:19De koning van Madon, een; de koning van Hazor, een;
Jozua 12:20De koning van Simron-meron, een; de koning van Achsaf, een;
Jozua 12:21De koning van Taanach, een; de koning van Megiddo, een;
Jozua 12:22De koning van Kedes, een; de koning van Jokneam, aan den Karmel, een;
Jozua 12:23De koning van Dor, tot Nafath-dor, een; de koning der heidenen te Gilgal, een;
Jozua 12:24De koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en dertig.
Jozua 13:10En al de steden van Sihon, de koning der Amorieten, die te Hesbon geregeerd heeft, tot aan de landpale der kinderen Ammons;
Jozua 13:21En alle steden des vlakken lands, en het ganse koninkrijk van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon regeerde, denwelken Mozes geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, geweldigen van Sihon, inwoners des lands.
Jozua 13:27En in het dal, Beth-haram, en Beth-nimra, en Sukkoth, en Zefon, wat over was van het koninkrijk van Sihon, den koning te Hesbon, de Jordaan en [haar] landpale, tot aan het einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten.
Jozua 13:30Zodat hun landpale was van Mahanaim af, het ganse Bazan, het ganse koninkrijk van Og, den koning van Bazan, en al de vlekken van Jair, die in Bazan zijn, zestig steden.
Jozua 24:9Ook maakt zich Balak op, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, en hij streed tegen Israel; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van Beor, roepen, opdat hij u vervloeken zou.
Jozua 24:12En Ik zond horzelen voor u heen; die dreven hen weg van ulieder aangezicht, [gelijk] de beide koningen der Amorieten, niet door uw zwaard, noch door uw boog.
Richteren 1:7Toen zeide Adoni-bezek: Zeventig koningen, met afgehouwen duimen van hun handen en van hun voeten, waren onder mijn tafel, [de kruimen] oplezende; gelijk als ik gedaan heb, alzo heeft mij God vergolden! En zij brachten hem te Jeruzalem, en hij stierf aldaar.
Richteren 3:8Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel; en Hij verkocht hen in de hand van Cuschan Rischataim, koning van Mesopotamie; en de kinderen Israels dienden Cuschan Rischataim acht jaren.
Richteren 3:10En de Geest des HEEREN was over hem, en hij richtte Israel, en toog uit ten strijde; en de HEERE gaf Cuschan Rischataim, den koning van Syrie, in zijn hand, dat zijn hand sterk werd over Cuschan Rischataim.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken