Exodus 16:15 | Toen het de kinderen Israels zagen, zo zeiden zij, de een tot den ander: Het is Man, want zij wisten niet wat het was. Mozes dan zeide tot hen: Dit is het brood, hetwelk de HEERE ulieden te eten gegeven heeft. |
Exodus 16:31 | En het huis Israels noemde deszelfs naam Man; en het was als korianderzaad, wit, en de smaak daarvan was als honigkoeken. |
Exodus 16:33 | Ook zeide Mozes tot Aaron: Neem een kruik, en doe een gomer vol Man daarin; en zet die voor het aangezicht des HEEREN, tot bewaring voor uw geslachten. |
Exodus 16:35 | En de kinderen Israels aten Man veertig jaren, totdat zij in een bewoond land kwamen; zij aten Man, totdat zij kwamen aan de pale van het land Kanaan. |
Numeri 11:6 | Maar nu is onze ziel dor, er is niet met al, behalve dit Man voor onze ogen! |
Numeri 11:7 | Het Man nu was als korianderzaad, en zijn verf was als de verf van den bedolah. |
Numeri 11:9 | En wanneer de dauw des nachts op het leger nederviel, viel het Man op hetzelve neder. |
Deuteronomium 8:3 | En Hij verootmoedigde u, en liet u hongeren, en spijsde u met het Man, dat gij niet kendet, noch uw vaderen gekend hadden; opdat Hij u bekend maakte, dat de mens niet alleen van het brood leeft, maar dat de mens leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat. |
Deuteronomium 8:16 | Die u in de woestijn spijsde met Man, dat uw vaderen niet gekend hadden; om u te verootmoedigen, en om u te verzoeken, opdat Hij u ten laatste weldeed; |
Jozua 5:12 | En het Manna hield op des anderen daags, nadat zij van des lands overjarige koren gegeten hadden; en de kinderen Israels hadden geen Manna meer, maar zij aten in hetzelve jaar van de inkomst des lands Kanaan. |
Nehemia 9:20 | En Gij hebt Uw goeden Geest gegeven om hen te onderwijzen; en Uw Manna hebt Gij niet geweerd van hun mond, en water hebt Gij hun gegeven voor hun dorst. |
Psalm 78:24 | En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren. |