H4902 מֶשֶׁךְ
Mesech, Meshech

Bijbelteksten

Genesis 10:2De zonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Thiras.
1 Kronieken 1:5De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras.
1 Kronieken 1:17De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.
Psalm 120:5O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben [in] Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone.
Ezechiel 27:13Javan, Tubal en Mesech waren uw kooplieden; met mensenzielen en koperen vaten dreven zij onderlingen handel met u.
Ezechiel 32:26Daar is Mesech, [en] Tubal, met haar ganse menigte; rondom hem zijn haar graven; zij zijn allen onbesneden, verslagenen van het zwaard, omdat zij hun schrik gegeven hebben in het land der levenden.
Ezechiel 38:2Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, den hoofdvorst van Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem,
Ezechiel 38:3En zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik [wil] aan u, o Gog, gij hoofdvorst van Mesech en Tubal!
Ezechiel 39:1Voorts, gij mensenkind! profeteer tegen Gog, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik [wil] aan u, o Gog, hoofdvorst van Mesech en Tubal!

Mede mogelijk dankzij