Job 29:6 | Toen ik mijn gangen wies in boter, en de rots bij mij oliebeken uitgoot; |
Psalm 1:3 | Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken. |
Psalm 46:5 | De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten. |
Psalm 65:10 | Gij bezoekt het land, en hebbende het begerig gemaakt, verrijkt Gij het grotelijks; de rivier Gods is vol waters; wanneer Gij het alzo bereid hebt, maakt Gij hunlieder koren gereed. |
Psalm 119:136 | Waterbeken vlieten af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden. |
Spreuken 5:16 | Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, [en] de waterbeken op de straten; |
Spreuken 21:1 | Des konings hart is in de hand des HEEREN [als] waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil. |
Jesaja 30:25 | En er zullen op allen hogen berg, en op allen verhevenen heuvel beekjes [en] watervlieten zijn, in den dag der grote slachting, wanneer de torens vallen zullen. |
Jesaja 32:2 | En [die] man zal zijn als een verberging tegen den wind, en een schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land. |
Klaagliederen 3:48 | [Pe. Met] waterbeken loopt mijn oog neder, vanwege de breuk der dochter mijns volks. |