H7043 קָלַל
vlug, gering, onbeduidend, veracht zijn

Bijbelteksten

2 Koningen 20:10Toen zeide Hizkia: Het is der schaduwe licht, tien graden nederwaarts te gaan; neen, maar dat de schaduw tien graden achterwaarts kere.
2 Kronieken 10:4Uw vader heeft ons juk hard gemaakt, nu dan, maak gij uws vaders harden dienst, en zijn zwaar juk, dat hij ons opgelegd heeft, lichter, en wij zullen u dienen.
2 Kronieken 10:9En hij zeide tot hen: Wat raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben, [zeggende]: Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft, lichter?
2 Kronieken 10:10En de jongelingen die met hem opgewassen waren, spraken tot hem, zeggende: Alzo zult gij zeggen tot dat volk, dat tot u gesproken heeft, zeggende: Uw vader heeft ons juk zwaar gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij tot hen spreken: Mijn kleinste [vinger] zal dikker zijn dan mijns vaders lenden.
Nehemia 13:2Omdat zij den kinderen Israels niet waren tegengekomen met brood en met water, ja, Bileam tegen hen gehuurd hadden, om hen te vloeken, hoewel onze God den vloek omkeerde in een zegen.
Nehemia 13:25Zo twistte ik met hen, en vloekte hen, en sloeg [sommige] mannen van hen, en plukte hun het haar uit; en ik deed hen zweren bij God: Indien gij uw dochteren hun zonen zult geven, en indien gij van hun dochteren voor uw zonen of voor u zult nemen!
Job 3:1Daarna opende Job zijn mond, en vervloekte zijn dag.
Job 7:6Mijn dagen zijn lichter geweest dan een weversspoel, en zijn vergaan zonder verwachting.
Job 9:25En mijn dagen zijn lichter geweest dan een loper; zij zijn weggevloden, zij hebben het goede niet gezien.
Job 24:18Hij is licht op het vlakke der wateren; vervloekt is hun deel op de aarde; hij wendt zich niet tot den weg der wijngaarden.
Job 39:37Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond.
Psalm 37:22Want zijn gezegenden zullen de aarde erfelijk bezitten; maar zijn vervloekten zullen uitgeroeid worden.
Psalm 62:5Zij raadslagen slechts, om [hem] van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela.
Psalm 109:28Laat hen vloeken, maar zegen Gij; laat hen zich opmaken, maar dat zij beschaamd worden; doch dat zich Uw knecht verblijde.
Spreuken 14:6De spotter zoekt wijsheid, en er is gene; maar de wetenschap is voor den verstandige licht.
Spreuken 20:20Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.
Spreuken 30:10Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt.
Spreuken 30:11Daar is een geslacht, dat zijn vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent;
Prediker 7:21Geef ook uw hart niet tot alle woorden, die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht u vloekt.
Prediker 7:22Want uw hart heeft ook veelmalen bekend, dat gij ook anderen gevloekt hebt.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken