Exodus 28:33 | En aan deszelfs zomen zult gij granaatappelen maken van hemelsblauw, en van purper, en van scharlaken, aan zijn zomen rondom, en gouden schelletjes rondom tussen dezelve. |
Exodus 28:34 | Dat er een gouden schelletje, daarna een granaatappel zij; [wederom] een gouden schelletje, en een granaatappel, aan de zomen des mantels rondom. |
Exodus 39:24 | En aan de zomen des mantels maakten zij granaatappelen van hemelsblauw, en purper, en scharlaken, getweernd. |
Exodus 39:25 | Zij maakten ook schelletjes van louter goud, en zij stelden de schelletjes tussen de granaatappelen, aan de zomen des mantels rondom, tussen de granaatappelen; |
Exodus 39:26 | Dat er een schelletje, daarna een granaatappel was; [wederom] een schelletje, en een granaatappel; aan de zomen des mantels rondom; om te dienen, gelijk als de HEERE aan Mozes geboden had. |
Numeri 13:23 | Daarna kwamen zij tot het dal Eskol, en sneden van daar een rank af met een tros wijndruiven, dien zij droegen met tweeën, op een draagstok; ook van de granaatappelen en van de vijgen. |
Numeri 20:5 | En waarom hebt gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats? Het is geen plaats van zaad, noch van vijgen, noch van wijnstokken, noch van granaatappelen; ook is er geen water om te drinken. |
Deuteronomium 8:8 | Een land van tarwe en gerst, en wijnstokken, en vijgebomen, en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen, en van honig; |
1 Samuel 14:2 | Saul nu zat aan het uiterste van Gibea onder den granatenboom, die te Migron was; en het volk, dat bij hem was, was omtrent zeshonderd man. |
1 Koningen 7:18 | Zo maakte hij de pilaren, mitsgaders twee rijen rondom over het ene net, om de kapitelen, die boven het hoofd der granaatappelen waren, te bedekken; alzo deed hij ook aan het andere kapiteel. |
1 Koningen 7:20 | De kapitelen nu waren op de twee pilaren, ja, daarboven tegenover den buik, dewelke was nevens het net; en tweehonderd granaatappelen waren in rijen rondom, [ook] over het andere kapiteel. |
1 Koningen 7:42 | En de vierhonderd granaatappelen tot de twee netten, [namelijk] twee rijen van granaatappelen tot het ene net, om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die boven op de pilaren waren; |
2 Koningen 25:17 | De hoogte van een pilaar was achttien ellen, en het kapiteel daarop was koper; en de hoogte des kapiteels was drie ellen; en het net, en de granaatappelen op het kapiteel rondom, waren alle van koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met het net. |
2 Kronieken 3:16 | Ook maakte hij ketenen, [als] in de aanspraakplaats, en hij zette ze op de hoofden der pilaren; daartoe maakte hij honderd granaatappelen, en zette ze tussen de ketenen. |
2 Kronieken 4:13 | En de vierhonderd granaatappelen tot de twee netten: twee rijen van granaatappelen tot elk net, om de twee bollen der kapitelen te bedekken, die boven op de pilaren waren. |
Hooglied 4:3 | Uw lippen zijn als een scharlaken snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. |
Hooglied 4:13 | Uw scheuten zijn een paradijs van granaatappelen, met edele vruchten, cyprus met nardus; |
Hooglied 6:7 | Uw wangen zijn als een stuk van een granaatappel tussen uw vlechten. |
Hooglied 6:11 | Ik ben tot den notenhof afgegaan om de groene vruchten der vallei te zien; om te zien, of de wijnstok bloeide, de granaatbomen uitbotten. |
Hooglied 7:12 | Laat ons vroeg ons opmaken naar de wijnbergen, laat ons zien, of de wijnstok bloeit, de jonge druifjes zich opendoen, de granaatappelbomen uitbotten; daar zal ik U mijn uitnemende liefde geven. |